29
Voor het aanbrengen van de accu plaatst u de tong van
de accu in de groef van de behuizing en schuift u de
accu op zijn plaats. Schuif de accu er altijd volledig in
totdat die op zijn plaats vast klikt. Wanneer de rode
indicator op de bovenkant van de knop nog zichtbaar is,
zit de accu niet volledig erin.
LET OP:
• Schuif de accu volledig erin totdat de rode indicator niet
meer zichtbaar is. Als u dit nalaat, zou de accu uit het
apparaat kunnen vallen en uzelf of anderen kunnen
verwonden.
• Druk de accu er niet met kracht in. Als de accu er niet
soepel in gaat, houdt u die waarschijnlijk in de
verkeerde stand.
Accubeveiligingssysteem (lithium-ionenaccu met
stermarkering) (Fig. 2)
Lithium-ionenaccu’s met een stermarkering zijn voorzien
van een beveiligingssysteem. Dat kan automatisch de
stroomtoevoer naar het gereedschap afsluiten om de
levensduur van de accu te verlengen.
Het gereedschap kan tijdens gebruik automatisch
stoppen wanneer het gereedschap en/of de accu aan
één van de volgende omstandigheden wordt
blootgesteld:
• Overbelasting:
Als het gereedschap wordt gebruikt op een manier die
een abnormaal hoge stroomsterkte vergt.
In dat geval laat u de trekkerschakelaar van het
gereedschap los en verhelpt u de oorzaak van de
overbelasting. Vervolgens drukt u de trekkerschakelaar
weer in om het gereedschap te herstarten.
Als het gereedschap niet start, kan de accu oververhit
zijn. In dat geval laat u de accu even afkoelen voordat
u de trekkerschakelaar opnieuw indrukt.
• Onvoldoende accuspanning:
Als de resterende accuspanning onvoldoende is, zal
het gereedschap niet starten. In dat geval verwijdert u
de accu en laadt u die opnieuw op.
Werking van de schakelaar (Fig. 3)
LET OP:
• Alvorens u de accu in het gereedschap plaatst,
controleert u eerst of de trekkerschakelaar goed werkt
en bij loslaten automatisch naar de “OFF”-stand
terugkeert.
Om het gereedschap te starten, drukt u enkel de
trekkerschakelaar in. De snelheid van het gereedschap
neemt toe, hoe verder u de trekkerschakelaar indrukt.
Laat de trekkerschakelaar los om te stoppen.
Aandoen van de lamp (Fig. 4)
LET OP:
• Kijk niet recht in het lamplicht of de lichtbron.
Druk de trekkerschakelaar in zodat de lamp gaat
branden. De lamp blijft branden zolang u de
trekkerschakelaar ingedrukt houdt.
Het licht dooft automatisch, 10 – 15 seconden nadat u de
trekkerschakelaar loslaat.
OPMERKING:
• Als het lensje van de lamp vuil is, veegt u dat schoon
met een droge doek. Let op dat u geen krassen maakt
op het lensglas van de lamp, want dat kan het licht
belemmeren.
• Maak de lens van de lamp niet schoon met verdunner
of benzine. Dergelijke oplosmiddelen kunnen de lens
van de lamp beschadigen.
Werking omkeerschakelaar (Fig. 5)
Dit gereedschap heeft een omkeerschakelaar voor het
veranderen van de draairichting. Druk de
omkeerschakelaar in vanaf kant A voor rechtse,
kloksgewijze draairichting, of vanaf kant B voor linkse
draairichting.
Wanneer deze omkeerschakelaar in de neutrale stand
staat, kan de trekkerschakelaar niet worden ingedrukt.
LET OP:
• Controleer altijd de draairichting alvorens het
gereedschap te starten.
• Verander de stand van de omkeerschakelaar alleen
nadat het gereedschap volledig tot stilstand is
gekomen. Als u de draairichting verandert terwijl het
gereedschap nog draait, kan het gereedschap
beschadigd raken.
• Zet de omkeerschakelaar altijd in de neutrale stand
wanneer u het gereedschap niet gebruikt.
De werkingsfunctie kiezen
Ronddraaien met hameren (Fig. 6)
Voor boren in beton, metselwerk, enz., drukt u de
vergrendelknop in en draait u de werkingsfunctie-
keuzeknop naar het symbool
. Gebruik een boor met
een wolfraamcarbide punt.
Alleen ronddraaien (Fig. 7)
Voor boren in hout, metaal of kunststofmaterialen, drukt
u de vergrendelknop in en draait u de werkingsfunctie-
keuzeknop naar het symbool
m
. Gebruik een spiraalboor
of houtboor.
LET OP:
• Verstel de stand van de werkingsfunctie-keuzeknop
niet terwijl het gereedschap draait. Daardoor zal het
gereedschap worden beschadigd.
• Om snelle slijtage van het omschakelmechanisme te
voorkomen, zorgt u dat de werkingsfunctie-keuzeknop
altijd precies in een van de werkingsfunctiestanden
staat.
Koppelbegrenzer
De koppelbegrenzer treedt in werking wanneer de motor
een bepaald koppelniveau bereikt. De motor wordt dan
ontkoppeld van de uitgaande aandrijfas. Wanneer dit
gebeurt, zal de boor stoppen met draaien.
LET OP:
• Schakel het gereedschap onmiddellijk uit wanneer de
koppelbegrenzer in werking treedt. Hiermee helpt u
vroegtijdige slijtage van het gereedschap voorkomen.
• Gatenzagen mogen niet worden gebruikt met dit
gereedschap. Dergelijke zagen kunnen gemakkelijk
bekneld raken in het boorgat. Daardoor zou de
koppelbegrenzer al te vaak in werking treden.
INEENZETTEN
LET OP:
• Controleer altijd of het gereedschap is uitgeschakeld
en de accu is verwijderd alvorens enig werk aan het
gereedschap uit te voeren.