76
–
Voor u de motorsproeier gaat starten, moet u controleren of de machine in
goede, bedrijfswaardige eb veilige staat verkeert en moet u controleren of de
gashendel naar behoren functioneert.
–
Bij het monteren van de machine moet u controleren of alle gebruikte
gereedschappen inderdaad verwijderd zijn. Nog aanwezig gereedschap kan
ernstig letsel veroorzaken wanneer dit bij het starten van de machine wordt
weggeslingerd.
–
Controleer of de motorsproeier schoon en droog is en test of de STOP
schakelaar naar behoren functioneert.
–
Controleer of het veiligheidsmechanisme van de gashendel goed werkt. De
vergrendeling moet soepel en gemakkelijk te bedienen zijn. Controleer of de
vergrendeling goed werkt. Kijk of de handgrepen schoon en droog zijn en
test de STOP schakelaar om te controleren of deze goed werkt.
–
Stop de motor onmiddellijk als deze problemen vertoont.
–
Bij het gebruik van de motorsproeier moet u extra voorzichtig zijn dat u geen
uitlaatgassen inademt.
–
Uitlaatgas is giftig. U mag daarom in geen geval de machine gebruiken in
een afgesloten of onvoldoende geventileerde ruimte (vergiftigings- en
verstikkingsgevaar).
–
Vergeet niet dat koolmonoxide een geurloos gas is. Zorg er altijd voor dat het
werkterrein waar de motor gebruikt gaat worden goed geventileerd is.
–
Werk niet meer dan een uur achter elkaar met de motorsproeier en neem
tenminste 30 minuten rust na elk uur werk.
–
Stop de motor wanneer u een rustpauze inlast of wanneer u de
motorsproeier onbeheerd achter laat. Ter bescherming van derden en om de
motorsproeier te vrijwaren van beschadiging, dient u de machine alleen
achter te laten op een veilige plek en dient u ervoor te zorgen dat er zich
geen brandbare materialen in de buurt van de machine bevinden. Leg een
heet geworden motorsproeier in geen geval op droog gras of ander
brandbaar materiaal. Het is zeer gevaarlijk om een hete motorsproeier op
droog gras of ander brandbaar materiaal te leggen, daar dit kan leiden tot
brand.
–
Werk niet met de motorsproeier als de uitlaat kapot is.
–
Zet de motor uit voor u de machine gaat vervoeren.
–
Wacht eerst tot de motor is afgekoeld, maak de brandstoftank leeg en maak
de motorsproeier goed vast wanneer u deze met een voertuig gaat
vervoeren.
–
Controleer of de brandstoftank helemaal leeg en droog is voor u de
motorsproeier opstuurt.
Tanken
– Schakel de motor uit bij tanken (7), houdt de machine weg bij open vuur en
rook beslist niet.
– Voorkom huidcontact met benzine. Inhaleer geen benzinedampen. Draag
altijd beschermende handschoenen bij het tanken. Wissel en reinig
regelmatig beschermende kleding.
– Voorkom het spillen van benzine en olie uit veiligheids-en milieu
overwegingen. Veeg gemorste benzine direct af en reinig de machine. wissel
direct kledingstukken indien u hierover qemorst hebt met benzine.
– Voorkom ieder contact van benzine op uw kleding. Trek direct kleding uit
indien deze in contact is geweest met de brandstof om brandgevaar en
huidcontact te voorkomen.
– Controleer met regelmaat de benzinetankdop op lekkage en of deze goed
afdicht.
– Draai de benzinetankdop altijd goed aan en start de machine op een andere
plaats (min.3 meter verder) dan waar u heeft bijgetankt (9).
– Tank nooit bij in afgesloten ruimten. Benzinedampen vormen zeer brandbare
gassen op grondniveau (gevaar voor explosies).
– Transporteer en sla de benzine enkel op in goedgekeurde cans. Verzeker u
dat de benzine volgens voorschriften is opgeslagen en geen toegang heeft
voor derden.
– Tank nooit een hete of nog draaiende motor bij.
Bediening
–
Gebruik de motorsproeier alleen bij goed licht en zicht. Gebruik de
motorsproeier in geen geval 's nachts. Gebruik de motorsproeier niet als het
regent of net geregend heeft (gevaar van letsel door uitglijden en vallen als
het nat is).
–
Wees zeer voorzichtig op gladde of natte oppervlakken (ijs en sneeuw) in de
winter waar er gevaar voor uitglijden bestaat en zorg er te allen tijde voor dat
u stevig op de grond kunt blijven staan.
–
Gebruik de motorsproeier in geen geval wanneer u op een ladder staat.
–
Klim niet in een boom om uit de hoogte de motorsproeier te kunnen
gebruiken.
–
Gebruik de motorsproeier in geen geval wanneer u op een onstabiele
ondergrond staat.
–
Richt het mondstuk van de motorsproeier niet op mensen of dieren.
Uitgeworpen materiaal kan ernstig letsel veroorzaken.
–
Raak de bougie-aansluiting niet aan terwijl de motor loopt.
–
Raak geen bewegende onderdelen van de motorsproeier aan terwijl de motor
loopt.
–
Raak de uitlaat of andere motoronderdelen niet aan terwijl u de machine
gebruikt of kort geleden gebruikt heeft. Deze motoronderdelen kunnen zeer
heet worden en ernstige brandwonden veroorzaken.
3 meter
٨
Pauze
٨
Transport
٨
Bijtanken
٨
Onderhoud
٨
Delen Vervangen