50 NEDERLANDS
Overbelastingsbeveiliging
Als het gereedschap/de accu wordt bediend op een
manier waardoor een abnormaal hoge stroom wordt
getrokken, stopt het gereedschap automatisch. Schakel
in die situatie het gereedschap uit en stop het gebruik
dat ertoe leidde dat het gereedschap overbelast raakte.
Schakel daarna het gereedschap in om het weer te
starten.
Oververhittingsbeveiliging
Wanneer het gereedschap/de accu oververhit is, stopt
het gereedschap automatisch. Laat in die situatie het
gereedschap afkoelen voordat u het gereedschap weer
inschakelt.
Beveiliging tegen te ver ontladen
Als de acculading laag is, stopt het gereedschap auto-
matisch. Als het gereedschap niet werkt, ook niet wan-
neer de schakelaars worden bediend, verwijdert u de
accu’s vanaf het gereedschap en laadt u de accu’s op.
De resterende acculading
controleren
Druk op de testknop op de accu om de resterende
acculading te zien. De indicatorlampjes branden gedu
-
rende enkele seconden.
►
Fig.8:
1.
Indicatorlampjes
2.
Testknop
Indicatorlampjes
Resterende
acculading
Brandt
Uit
Knippert
75% tot 100%
50% tot 75%
25% tot 50%
0% tot 25%
Laad de accu
op.
Er kan een
storing zijn
opgetreden in
de accu.
OPMERKING:
Afhankelijk van de gebruiksomstan
-
digheden en de omgevingstemperatuur, is het moge-
lijk dat de aangegeven acculading verschilt van de
werkelijke acculading.
OPMERKING:
Het eerste (meest linker) indicator
-
lampje knippert wanneer het accubeveiligingssys
-
teem in werking is getreden.
Automatische toerentalwisselfunctie
Dit gereedschap heeft een “hoog-toerentalfunctie” en
een “hoog-koppelfunctie”.
Het gereedschap verandert de bedieningsfunctie auto-
matisch afhankelijk van de belasting. Als de belasting
laag is, werkt het gereedschap in de “hoog-toeren-
talfunctie” om sneller te werken. Als de belasting hoog
is, werkt het gereedschap in de “hoog-koppelfunctie”
om krachtiger te werken.
De zaagdiepte instellen
LET OP:
Nadat u de zaagdiepte hebt inge-
steld, zet u de hendel altijd stevig vast.
Draai de hendel op de dieptegeleider los en verstel
de zool omhoog of omlaag. Zet de zool vast op de
gewenste zaagdiepte door de hendel vast te draaien.
Voor een schonere, veiligere zaagsnede, stelt u de
zaagdiepte zodanig in dat niet meer dan een tand
-
hoogte door het werkstuk heen steekt. Door de zaag
-
diepte goed in te stellen, verkleint u de kans op een
potentieel gevaarlijke TERUGSLAG, en daarmee op
persoonlijk letsel.
►
Fig.9:
1.
Hendel
Schuine zaagsnede
LET OP:
Nadat u de verstekhoek hebt inge-
steld, zet u de hendel altijd stevig vast.
Zet de hendel los en stel de gewenste hoek in door
dienovereenkomstig te kantelen, en zet daarna de
hendel weer stevig vast.
►
Fig.10:
1.
Hendel
Positieve stop
De positieve stop is handig om de gewenste hoek
snel in te stellen. Draai de positieve stop zodat de pijl
daarop de gewenste verstekhoek aanwijst (ongeveer
22,5°/45°/53°). Draai de hendel los en kantel daarna
de zool van het gereedschap totdat deze stopt. De
stand waarin de zool van het gereedschap stopt is de
hoek die u hebt ingesteld met de positieve stop. Zet de
hendel vast terwijl de zool van het gereedschap in deze
stand staat.
►
Fig.11:
1.
Positieve stop
Zichtlijn
Voor recht zagen lijnt u de positie 0° op de voorkant
van de zool uit met de zaaglijn. Voor een schuine zaag
-
snede onder een hoek van 45°, gebruikt u hiervoor de
45°-stand.
►
Fig.12:
1.
Zaaglijn (0°-stand)
2.
Zaaglijn (45°-stand)
Summary of Contents for RS001GM101
Page 2: ...2 Fig 1 Fig 2 Fig 3 Fig 4 Fig 5 Fig 6 3 2 1 1 Fig 7 ...
Page 3: ...3 1 2 Fig 8 1 Fig 9 1 Fig 10 1 Fig 11 1 2 Fig 12 1 2 Fig 13 1 Fig 14 ...
Page 102: ...102 ...
Page 103: ...103 ...