NL - 25
Instructies voor de opstelling
Zet de compressor zo veel mogelijk in de directe omgeving van de gebruiker neer.
Let op droge, stof-, damp- en gasvrije aanzuiglucht.
De compressor mag niet worden gebruikt in vochtige of natte ruimtes.
Gebruik de compressor alleen in goed geluchte ruimtes, bij een omgevingstemperatuur van +5°C tot +40°C.
Montage en inbedrijfstelling
Netaansluiting
Let er vóór inbedrijfstelling op dat de netspanning overeenkomt met de bedrijfsspanning op het typeplaatje.
Lange leidingen, zoals bijvoorbeeld kabeltrommels, veroorzaken het afvallen van de spanning, dat kan het
aanspringen van de motor verhinderen.
In-/ uitschakelaar (4)
Om in te schakelen: in-/uitschakelaar in positie I zetten.
Om uit te schakelen: in-/uitschakelaar in positie 0 zetten.
Persluchtwerktuig aansluiten:
Druk de nippel van uw persluchtwerktuig in de snelkoppeling. De huls springt automatisch naar voren en
vergrendelt het werktuig.
D
Persluchtwerktuig afkoppelen:
1. Compressor uitschakelen en netstekker uit het stopcontact halen
2. Aanzethendel van het persluchtwerktuig even inschakelen om het te ontluchten
3. Koppelingshuls terugtrekken en werktuig verwijderen
LET OP! Houd bij het losmaken van de snelkoppeling het koppelingsstuk vast in handen om
verwondingen door terugslag van de persluchtslang te vermijden.
Bandenpomp met manometer
Gebruik volgens de voorschriften
De bandenpomp (A) dient om mee te meten en voor het oppompen of het afpompen van lucht van banden van
auto's, motorfietsen of fietsen. Met behulp van de bijgevoegde ventieladapter kunnen ook andere
opblaasartikelen zoals luchtmatrassen, opblaasboten, ballen enz. worden opgepompt.
Gebruik
De bandenpomp heeft drie functies: 1. Meten 2. Oppompen 3. Aflaten van lucht.
Meten:
1. Zet de ventielaansluiting (B) op het ventiel van de band. Druk dan de hendel naar beneden om het
klemmechanisme te ontregelen. Zodra u de hendel loslaat, klemt de stekker zich aan het ventiel vast.
Gebruik voor fietsbanden eventueel een van de bijgevoegde ventieladapters.
2. De bestaande luchtdruk kan op de manometer worden afgelezen, ofwel in „bar“ (1 bar = 100 kPa) ofwel
in „psi“.
3. De informatie over de door de producent van het voertuig aanbevolen minimale druk van uw banden vindt
u in de handleiding van uw voertuig of bijvoorbeeld bij de deurstijl resp. achter de benzineklep.
Het oppompen:
1. Sluit de snelkoppeling (C) van de bandenpomp via een persluchtleiding aan op een compressor.
2. Zet de ventielstekker of de benodigde ventieladapter op het bandenventiel.
3. Als u op de bedieningshendel (D) drukt, stroomt bij ingeschakelde compressor lucht in de band.
4. Zodra u de bedieningshendel loslaat, ziet u de feitelijke bandendruk op de manometer.