NL - 26
Voorbereiding van de accu
•
Reinig de batterijpolen voor het aansluiten van de poolklemmen en verwijder roest of andere vervuiling.
•
Schroef eventueel de afdekkappen van de batterijvakken af en controleer om te beginnen de zuurstand. Mocht
die onder de op de batterij gemarkeerde minimale stand liggen, vul de desbetreffende cellen dan met
ge
destilleerd water
.
Gebruik in geen geval normaal leidingwater!
•
Tijdens het laden moeten de batterijafsluitingen geopend blijven zodat voorkomende gassen kunnen
verdampen.
•
Bij onderhoudsvrije, verzegelde batterijen vervalt het openen en bijvullen van gedestilleerd water.
Het laden opstarten
Let op:
Zorg ervoor dat de oplader niet is aangesloten op het stopcontact en dat de adapter-laadkabel niet is
aangesloten op de acculader.
Sluit altijd eerst de rode pluskabel (+) van de oplader op de pluspool van de accu aan. Daarna sluit u de zwarte
massakabel (-) op de minpool van de accu aan. Als u de accu in de ingebouwde staat oplaadt, sluit u de zwarte
minkabel (-) op de carrosserie (blank gedeelte) aan, zover mogelijk uit de buurt van de accu, carburateur en brand-
stofleidingen. Houd deze volgorde steeds aan.
Let op:
Nadat de stekker in het stopcontact is gestoken, dient u het gewenste laadprogramma te selecteren door
meermaals indrukken van de MODE-toets. Wanneer de MODE-toets niet wordt ingedrukt, wordt het
oplaadprogramma niet gestart. Als het laadproces aan de gang is, kunt u niet meer overschakelen op een ander
oplaadprogramma. Als u met een ander dan het ingestelde laadprogramma wilt laden, trekt u de netstekker uit het
stopcontact en wacht u totdat het display donker is geworden. Steek vervolgens de stekker weer in het stopcontact
en ga verder zoals eerder hierboven beschreven.
Steek nu het netsnoer (positie A in het overzicht) van de oplader in het stopcontact. De achtergrondverlichting van
het display wordt ingeschakeld.
Wanneer de accu onjuist wordt aangesloten (polen verwisseld) of de oplader geen contact maakt, brandt op het
display de storingsmelding ˝Er1˝. Als op het display de storingsmelding ˝Er2˝wordt weergegeven, dan is een de-
fecte 6 V-accu aangesloten die niet met de acculader kan worden opgeladen. Als de accu correct is aangesloten,
worden op het display de werkelijke accuspanning en de symbolen voor het ingestelde oplaadprogramma weer-
gegeven.
Selecteer nu het gewenste oplaadprogramma door meermaals indrukken van de MODE-toets.
De oplaadprogramma‘s kunnen in onderstaande volgorde, door het indrukken van de MODE-toets, worden
geselecteerd:
Motorfiets 6 V
Motorfiets 6 V Winter
Motorfiets 12 V
Motorfiets 12 V Winter
Auto 12 V
Auto 12 V Winter
Afhankelijk van de laadtoestand van de accu past het apparaat de laadstroom aan, teneinde de aangesloten accu
optimaal op te laden. Uitsluitend tijdens de hoofdlaadfase wordt geladen met de maximale laadstroom. Vlak voor-
dat de maximale laadcapaciteit wordt bereikt, wordt gewerkt met een lagere laadstroom. Zo wordt de accu rustig
en optimaal tot aan de maximale capaciteit opgeladen.
Het op het display weergegeven accusymbool (positie 7 in het overzicht), geeft de actuele vulstand van de accu
aan.
Het opladen afsluiten
•
Haal om te beginnen het lader van de elektriciteit, verwijder dan de zwarte krokodilklem van de minpool of de
carrosserie en tenslotte de rode klem van de PLUS-pool van de batterij.
•
Controleer eventueel de zuurstand en vul eventueel gedestilleerd water aan. Sluit in dat geval de afdekkappen
zorgvuldig af.
Schoonmaken en opbergen
•
Reinig de bekisting van het lader indien nodig met een vochtige doek.
•
Gebruik geen schoonmaakmiddelen, omdat die de bekisting kunnen aantasten.
•
Bewaar het lader in zijn originele verpakking op een droge, voor kinderen en onbevoegden niet toegankelijke
plek.