27
Zonder perslucht-vulventiel
8. Druk de pomphandgreep [13] naar onderen en draai deze in wijzerrichting.
►
De pomphandgreep is ontgrendeld.
(afb. 10).
9. Pomp het reservoir [1] op tot de gewenste druk
(
→
tabel 2)
(afb. 11).
De max. druk mag niet hoger zijn dan 6 bar (rode streep op de manometer [16], afb.
11). Indien de maximale druk wordt overschreden, wordt het veiligheidsventiel
geactiveerd. Dit zorgt ervoor dat de overdruk verdwijnt.
10. Druk de pomphandgreep [13] naar onderen en draai deze in tegenwijzerrichting.
►
De pomphandgreep is vergrendeld.
(afb. 5).
Met perslucht-vulventiel (optie)
8. Steek de persluchtslang [17] op het perslucht-vulventiel [18].
(afb. 12).
►
Er wordt druk opgebouwd (max. 6 bar).
Let erop dat de voordruk niet hoger dan 15 bar is.
9. Nadat de gewenste druk opgebouwd is
(
→
tabel 2)
, verwijdert u de persluchtslang [17].
Sproeien
Neem de aanwijzingen in het hoofdstuk "Veiligheid" in acht.
Gebruik het apparaat alleen rechtop staand of hangend.
Voorkom wegdrijven van sproeidruppeltjes naar niet te behandelen oppervlakken.
Neem de voorschriften van de fabrikant van de middelen in acht.
1. Hang het apparaat over de schouder, c.q. hang het op de rug.
(afb. 13 en 14).
Om het nadruppelen te voorkomen, moet u tijdens het voor het eerst sproeien de
sproeibuis omhoog houden en het uitzetventiel bedienen tot er geen met lucht
vermengde vloeistof meer uitkomt.
2. Bedien het uitzetventiel [9]
(afb. 15).
►
Het sproeien begint.
De drukregeling niet instelbaar op het uitzetventiel
(apparaat types 3565, 3585, 3595, 3615)
3. Neem de optimale sproeidruk in acht
(
→
tabel 2)
op de manometer [16].
Sproeidruk Sproeihoeveelheid bij holle kegelsproeier
1,5 bar
0,49 l/min
2,0 bar
0,56 l/min
3,0 bar
0,69 l/min
Tabel 2. Afhankelijkheid: sproeihoeveelheid – sproeidruk
4. Als de sproeidruk meer dan 0,5 bar ten opzichte van de optimale druk daalt, moet u
opnieuw pompen.
De drukregeling instelbaar op het uitzetventiel
(apparaat types 3585G, 3615G)
3. Draai aan het rode instelwieltje "DOSICONTROL" [20]
(afb. 15)
("+" druk hoger,
"–" druk lager) en stel de optimale sproeidruk in.
(
→
Tabel 2 boven).
4. Controleer de sproeidruk op de manometer [19]
(afb. 15)
, event. bijregelen.
5. Wanneer de druk niet meer kan worden bijgeregeld, moet u opnieuw pompen.
Als er met lucht vermengde vloeistof uit de sproeier komt, is het reservoir leeg.