53
ń
objectief heen (TTL =’Trough The Lens’). De camera berekent daarbij automa-
tisch het vereiste flitsvermogen voor een correcte belichting van de opname. Het
voordeel van de TTL-flitsfunctie ligt hierin, dat alle factoren die de belichting
kunnen beïnvloeden (opnamefilters, veranderingen van diafragma- en brand-
puntsafstand bij zoomobjectieven, verlenging van de uittrek bij dichtbijopnamen
enz.) automatisch bij het regelen van het flitslicht in acht worden genomen. Het
symbool ‘ ‘ verschijnt afhankelijk van het type camera en betekent dat er
gewerkt wordt met een flits, die onmiddellijk aan de eigenlijke flitsopname voo-
rafgaat, gewerkt wordt, bijv. bij i -TTL, D-TTL en 3D. Het symbool ‘BL’ (BL = bal-
anced light) geeft aan dat bij de flitsbelichting de gegevens van de afstandsin-
stelling van het objectief (bijv. in de 3D-functie) in acht worden genomen, c.q.
dat het om een invulflitsfunctie gaat.
Na een correct belichte opname verschijnt gedurende ong. 5 sec. de aandui-
ding van de belichtingscontrole
’o.k.’ (zie 4.2).
Let er op, of er voor uw camera beperkingen gelden ten aanzien van de
ISO-waarden voor de TTL-flitsfunctie (bijv. ISO 64 tot ISO 1000; zie de
gebruiksaanwijzing van de camera)! Voor het testen van de TTL-functie
moet er zich bij analoge camera’s een film in de camera bevinden!
i-TTL- en D-TTL-flitsfunctie
De i-TTL-flitsfunctie wordt door camera´s uit groep E, de D-TTL-flitsfunctie door
camera´s uit groep D ondersteund (zie Tabel 1). De i-TTL en D-TTL-flitsfuncties
zijn digitale TTL-flitsfuncties en een doorontwikkeling van de TTL-flitsfunctie van
analoge camera´s. Bij de opname worden vlak voor de eigenlijke belichting
meerdere nauwelijks zichtbare meetflitsen door de flitser afgegeven. Het gere-
flecteerde licht van die voorafgaande flitsen wordt door de camera geëvalue-
erd. Overeenkomstig die evaluatie wordt de navolgende flitsbelichting door da
camera aan de opnamesituatie aangepast (zie voor details de gebruiksaanwij-
zing van de camera).
☞
Het instellen
• Druk zo vaak op de toets ‘Mode’
, dat in het display’
’ knippert. De flitser
stelt overeenkomstig het type camera de i-TTL- , c.q. D-TTL-flitsfunctie in. Bij de
aanduiding wordt er geen verschil tussen i-TTL en D-TTL aangegeven.
De instelling treedt onmiddellijk in werking. Na ong. 5 seconden houdt de
aanduiding op te knipperen en wordt de instelling automatisch opgeslagen. In
het display wordt ‘
’ aangegeven.
i-TTL-BL en D-TTL-3D-flitsfunctie
Deze digitale TTL-flitsfuncties worden alleen door camera’s uit groep E, c.q. D
ondersteund, als er objectieven worden gebruikt die afstandswaarden naar de
camera overbrengen (bijv. ‘D-AF-Nikkor-objektieven’). Bij de opname worden
door de camera’s deze gegevens extra bij het doseren van het flitslicht mee
berekend.
Het instellen
• Druk zo vaak op de toets ‘Mode’
, dat in het display ‘
BL
’ knippert. De
flitser stelt overeenkomstig het type camera de i-TTL-BL-, c.q. D-TTL-3D-flits-
functie in. Bij de aanduiding wordt er geen verschil tussen i-TTL-BL en
D-TTL-3D aangegeven.
De instelling treedt onmiddellijk in werking. Na ong. 5 seconden houdt de
aanduiding op te knipperen en wordt de instelling automatisch opgeslagen. In
het display wordt ‘
BL
’ aangegeven.
Bij sommige camera’s wordt de BL-, c.q. de 3D- functie bij SPOT-belich-
tingsmeting niet ondersteund! Deze flitsfunctie (symbool ‘BL’) wordt daar-
bij automatisch gedeactiveerd, c.q. kan niet worden ingesteld. De nor-
male i-TTL-, c.q. D-TTL-flitsfunctie wordt dan uitgevoerd.
3D-Multisensor-invulflitsfunctie
Deze analoge TTL-flitsfunctie wordt door camera’s uit groep C (zie Tabel 1)
ondersteund. Bij een opname wordt voor de eigenlijke belichting een serie nau-
☞
TTL
TTL
TTL
TTL
707 47 0081.A2 48AF-1Nikon/Inh. 19.09.2007 12:42 Uhr Seite 53