48
ń
Uitschakelen van de extended-zoomfunctie
• Druk zo vaak op de toetscombinatie ’Select’ (= toets ’Mode’ + toets ’Zoom’),
dat in het LC-display ’Ex’ verschijnt.
• Druk zo vaak op de toets ’Zoom’, dat in het LC-display ’Off’ knippert.
• De instelling treedt onmiddellijk in werking. Na ong. 5 s. schakelt het LC-dis-
play naar de normale weergave terug.
Het symbool ’Ex’ voor de extended-zoomfunctie wordt in het LC-display van
de flitser na het opslaan niet meer aangegeven!
5.7 Autofocus-meetflits
Zodra er niet meer voldoende omgevingslicht is voor de autofocus scherpstel-
ling, activeert de elektronica in de camera de autofocus-meetflits. De autofo-
cusschijnwerper zendt daarbij een streeppatroon uit dat op het onderwerp
wordt geprojecteerd. Op dit streeppatroon kan de camera dan automatisch
scherpstellen. De reikwijdte van de AF-meetflits bedraagt ong. 6 m ... 9 m
(bij standaardobjectief 1,7/50 mm). Vanwege de parallax tussen het objec-
tief en het AF-meetlicht bedraagt de dichtbij-instelling van de autofocus-
meetflits ong. 0,7 m tot 1 m.
Om de AF-meetflits te kunnen activeren moet het objectief op de ca-
mera op AF ingesteld zijn. Op de camera moet de AF-functie ’Single-
AF (S)’, c.q. ’One-Shot-AF’ ingesteld zijn (zie de gebruiksaanwijzing
van de camera ). Zoomobjektieven met een kleine aanvangsdiafrag-
maopening beperken de reikwijdte van de AF-meetflits soms voor een
flink deel!
Het streeppatroon van de AF-meetflits ondersteunt alleen het centrale AF-meetveld
van de camera. Wij bevelen aan om op camera’s met meerdere AF-meetvelden
alleen het centrale meetveld te activeren (zie de gebruiksaanwijzing van de camera).
Als de fotograaf met de hand of de camera zelfstandig een niet-centraal AF-meet-
veld kiest, wordt de schijnwerper voor de AF-meetflits van de flitser niet geacti-
veerd. Sommige camera’s gebruiken in dat geval hun eigen, in de camera inge-
bouwde schijnwerper voor de AF-meetflits (zie de gebruiksaanwijzing van de
camera).
☞
5.8 Ontsteeksturing
Is er voldoende omgevingslicht voor een belichting in de normale modus,
dan verhindert de camera het ontsteken van een flits. De belichting vindt dan
plaats met de in het display van de camera aangegeven belichtingstijd. Het
activeren van de ontsteeksturing wordt aangegeven door het verdwijnen van
de flitsklaar-aanduiding in de zoeker van de camera. Bij het bedienen van
de ontspanknop op de camera wordt geen flits ontstoken.
De ontsteeksturing werkt bij verschillende camera’s alleen in de functie pro-
gram ’P’ en diafragma-automatiek ’S’ (zie de gebruiksaanwijzing van de
camera). De ontsteeksturing kan bij sommige camera’s worden gedeacti-
veerd: druk daarvoor op de camera op de toets voor de flitssturing (zie de
gebruiksaanwijzing van de camera) en houd deze bij de opname ingedrukt.
Bij het aantippen van de ontspanknop op de camera verschijnt in de zoeker
van de camera nu weer de flitsklaar-aanduiding. De elektronica in de ca-
mera kiest een geschikte tijd-diafragmacombinatie. Bij de opname wordt een
flits ontstoken.
Bij de Dynax 800si wordt de ontsteeksturing door de individuele func-
tie ’5’ geactiveerd (zie de gebruiksaanwijzing van de camera ). Bij de
Dynax 7 vindt de ontsteeksturing alleen plaats in de camerafunctie
’Geheel automatisch fotograferen’ (groen P-symbool)!
5.9 Instellicht / Modelling-Light
Bij het instellicht gaat het om een stroboscopisch flitslicht met hoge frequentie.
Bij de duur van ong. 2 seconden ontstaat de indruk van continulicht. Met het
instellicht kan de lichtverdeling en de schaduwvorming reeds voordat de op-
name wordt gemaakt, beoordeeld worden.
Inschakelen van de instellichtfunctie
• Druk zo vaak op de toetscombinatie ’Select’ (= toets ’Mode’ + toets ’Zoom)’,
dat de flitsklaar-aanduiding op de flitser snel (ong. 4 maal per seconde)
knippert.
• Druk zo vaak op de toets ’Mode’, c.q. ’Zoom’ dat in het LC-display ’On’
knippert.
☞
54 AF-1 M 03.08.2004 10:53 Uhr Seite 48