44
5. Installeren van de koelstofleidingen
(3)Gebruik de volgende procedure voor het aansluiten van pijpen aan de gaszijde
(Fig. 5-2)
1.Verwijder de flens en de pakking die zich aan het huis van de kraan bevinden.
Deze zijn bij het verzenden vanaf de fabriek aangebracht om koelstoflekkage te
voorkomen.
* Probeer deze pakking nooit opnieuw te gebruiken, aangezien dit zou leiden
tot koelvloeistoflekkage.
2.Soldeer de flensverbinding
2
die bij het buitenapparaat wordt geleverd. Ge-
bruik hiervoor ter plaatse verkrijgbaar soldeermateriaal.
* Voer dit soldeerwerk altijd uit voordat u de afsluitkraan aanbrengt.
3.Breng altijd eerst de meegeleverde nieuwe pakking
3
aan voor de aan te slui-
ten pijp met flens op het huis van de kraan, voordat u de pijp op de afsluitkraan
aansluit.
* Het aanhaalmoment voor M10-bouten voor de flensverbinding: 25,2 N·m ±15%.
(4)Na het aansluiten van de bevestigingsbouten voor de koelstofpijpen controleert u
op gaslekkages in de ter plaatse aangebrachte pijpen en binnenapparaten.
Tabel 3 (Fig. 5-3)
Buitendiameter koperen pijp
A (mm)
(mm)
Trompgereedschap voor R410A Trompgereedschap voor R22·R407C
Type koppeling
ø6,35
0 - 0,5
1,0 - 1,5
ø9,52
0 - 0,5
1,0 - 1,5
ø12,7
0 - 0,5
1,0 - 1,5
ø15,88
0 - 0,5
1,0 - 1,5
5.3. Koelleidingen (Fig. 5-4)
Verwijder het onderhoudspaneel
A
(acht schroeven).
(1) Maak de verbindingen van de koelstofleidingen voor het binnen-/buitenapparaat
als het afsluitkraan van het buitenapparaat geheel gesloten is.
(2) Ontlucht de binnenunit en de verbindingsleidingen.
(3) Controleer na het aansluiten van de koelstofpijpen de pijpen en het binnenapparaat
op gaslekkage. (Zie 5.4 ‘Luchtdichtheid van de koelstofpijpen testen’.)
(4) Zet onderdruk op de koelstofpijpen via de dienstopening van de vloeistofafsluit-
kraan en zet de vloeistof- en gasafsluitkraan vervolgens volledig open. Hierdoor
zullen de koelstofpijpen van het binnen- en buitenapparaat volledig met elkaar
worden verbonden.
• Als het apparaat wordt ingeschakeld terwijl de afsluitkranen nog gesloten zijn,
zullen de compressor en de regelkraan beschadigd raken.
• Gebruik een lekdetector of zeepsop om de pijpverbindingen van het buiten-
apparaat te controleren.
• Gebruik niet de koelstof uit het apparaat voor het verwijderen van lucht uit de
koelstofleidingen.
• Trek na voltooiing van de procedure de kraandoppen aan tot het juiste aanhaal-
moment.
Formaat kraan
Aanhaalmoment N·m (kgf·cm)
Kap van de kraan
Kap van de serviceaansluiting
3/8 ø9,52
22-28 (220-280)
12-16
1/2 ø12,7
25-31 (250-310)
(120-160)
1 ø25,4
36-44 (360-440)
11,5-13,9 (115-139)
Als de doppen niet worden teruggeplaatst en aangetrokken, kan koelstof-
lekkage optreden. Let erop dat de binnenzijde van de kraandoppen niet wordt
beschadigd, aangezien deze werken als een afdichting die koelstoflekkage
voorkomt.
(5) Dicht de uiteinden van het isolatiemateriaal bij de pijpverbindingen af met
afdichtmiddel om te voorkomen dat er water onder het isolatiemateriaal doordringt.
5.4. Luchtdichtheid van de koelstofpijpen testen
(Fig. 5-5)
(1) Sluit het testgereedschap aan.
• Controleer of de afsluitkranen
A
en
B
zijn gesloten en open deze niet.
• Zet druk op de koelstofpijpen via dienstopening
C
van de vloeistofafsluitkraan
D
.
(2) Voer de druk niet meteen op tot de opgegeven waarde, maar verhoog deze beetje
bij beetje.
1
Voer de druk op tot 0,5 MPa (5 kgf/cm
2
G), wacht vijf minuten en controleer
vervolgens of de druk niet terugloopt.
2
Voer de druk op tot 1,5 MPa (15 kgf/cm
2
G), wacht vijf minuten en controleer
vervolgens of de druk niet terugloopt.
3
Voer de druk op tot 3,6 MPa (36 kgf/cm
2
G) en meet de omgevingstemperatuur
en koelstofdruk.
(3) Als de gespecificeerde druk ongeveer een dag lang aanwezig blijft en niet terug-
loopt, zijn de pijpen in orde en zijn er geen lekkages.
• Als de omgevingstemperatuur verandert met 1 °C zal de druk veranderen met
ongeveer 0,03 MPa (0,3 kgf/cm
2
G). Voer de nodige aanpassingen uit.
(4) Als de druk in stap (2) of (3) terugloopt, is er een gaslek. Zoek het lek.
A
Optrompgereedschap
B
Koperen pijp
A
A
B
Fig. 5-3
A
Onderhoudspaneel
B
Pijpen aan de rechterzijde
(uitdrukgedeelte)
C
Pijpen aan de onderzijde
(uitdrukgedeelte)
D
Pijpen aan de voorzijde
(uitdrukgedeelte)
A
Afsluitkraan <vloeistofzijde>
B
Afsluitkraan <gaszijde>
C
Serviceaansluiting
D
Open-/sluitgedeelte
E
Plaatselijke leiding
F
Afgesloten, idem voor gaszijde
G
Pijpafdekking
H
Pakking (meegeleverd onderdeel)
I
Aansluitpijp (meegeleverd onderdeel)
J
Gebruik niet-oxiderend soldeermateriaal voor de flensverbinding.
K
Ter plaatse verkrijgbare pijpverbinding
M10-
bout
Fig. 5-4
Fig. 5-5
1
Hoofdgedeelte van de kraan
2
Flensaansluiting
3
Pakking
4
Breng altijd de nieuwe meegeleverde
pakking aan.
5
Pijpen ter plaatse
3
4
1
2
5
A
B
C
D
A
C
D
E
F
G
B
C
D
H
I
E
J
K
Fig. 5-2