65
• Controleer vóór elk gebruik of er binnen het bereik van de afstandsbediening geen andere modelvoertuigen gebruikt
worden met dezelfde frequentie. Anders verliest u de controle over de op afstand bediende modelvoertuigen! Gebruik
steeds verschillende frequenties.
In zender en ontvanger van het voertuig moet een kristal met dezelfde frequentie worden ingezet; slechts dan
reageert het voertuig op de zender. Het is daarbij belangrijk dat in de zender een zenderkristal (meestal met „T“ of
„TX“ aangeduid) en in de ontvanger in het voertuig een ontvangerkristal (met „R“ of „RX“ aangeduid) wordt gebruikt.
• Trek de telescoopantenne van de zender volledig uit. Een korte antenne leidt tot een sterk verminderde reikwijdte.
Gebruik bij het uit- of inschuiven van de telescopische antenne geen geweld.
• De antennedraad van de ontvanger in het voertuig moet in een antennebuisje worden gelegd. Het antennebuisje
wordt verticaal in een speciale houder van het voertuig geplaatst. Laat overbodige kabel aan het bovenste uiteinde
van het antennebuisje hangen.
Snijd de antennedraad nooit af, wikkel de antennedraad nooit op. Dit vermindert de reikwijdte heel sterk.
• Schakel bij de ingebruikname altijd eerst de zender in. Controleer de functie-LED of deze oplicht. Als dit niet het
geval is, controleert u of deze in deze juiste oriëntering zijn ingelegd of vervangt u de batterijen/accu’s voor volledig
opgeladen exemplaren uit.
Plaats het model op een geschikte ondergrond, zodat de aandrijving vrij kan draaien. Raak de aandrijving nooit aan!
Pas daarna mag de ontvanger in het model worden ingeschakeld (stroomvoorziening voor ontvanger resp. rijregelaar
inschakelen). Dit kan anders tot onvoorziene reacties van het voertuig leiden!
• Controleer vóór het gebruik en terwijl het model stilstaat of het zoals verwacht op de commando´s van de
afstandsbediening reageert.
Bij elk gebruik moeten de instellingen van de trim voor vooruit/achteruitrijden en voor de besturing op de zender
gecontroleerd en indien nodig aangepast worden.
Stel de trimming voor gas/rem op de zender zodanig in, dat zich bij volledig loslaten van de gas-/remhendel (neutra-
le stand) van de motor niet meer draait.
Stel tenslotte de trimming voor de besturing in zodat deze ongeveer recht staat. Een precieze instelling voor rechtdoor
rijden kan later tijdens het rijden gebeuren.
• Let er bij het gebruik van een model altijd op, dat er zich nooit lichaamsdelen of voorwerpen in de gevarenzone van
motoren of andere draaiende aandrijfonderdelen bevinden. Kom niet met uw vingers in de aandrijving. Houd een
modelauto nooit aan de wielen vast; raak bij een modelboot nooit de propeller aan.
• Richt de antenne niet op het model. Dit vermindert de reikwijdte. Het maximale bereik haalt u, wanneer de
telescopische antenne van de zender zich in een hoek van 90° tegenover de antenne van het voertuig bevindt.
• Een verkeerd gebruik kan ernstig persoonlijk letsel en materiële schade tot gevolg hebben! Let altijd op een direct
zichtcontact met het model en gebruik het daarom ook niet ’s nachts.
• U mag het model alleen besturen als uw reactievermogen niet verminderd is. Vermoeidheid of beïnvloeding door
alcohol of medicijnen kunnen verkeerde reacties tot gevolg hebben.
• Gebruik het model op een plaats waar u geen andere personen, dieren of voorwerpen in gevaar brengt. Gebruik het
alleen op privéterrein of op speciaal daarvoor bestemde plaatsen.
Rijd niet op mensen of dieren af!
• Gebruik uw afstandsbediening niet bij onweer, onder hoogspanningsleidingen of in de buurt van zendmasten.
• Bij storingen moet u het gebruik van uw model onmiddellijk stopzetten en de oorzaak voor de fout verhelpen voordat
u het model opnieuw in gebruik neemt.