174
g) Functie „7:ABS“, ABS-rem
Met de ABS-functie kunt u het remgedrag van uw modelauto optimaliseren.
Hierbij wordt de remfunctie elektronisch gesynchroniseerd om te voorkomen
dat de wielen blokkeren wanneer in een bocht wordt geremd.
Ga als volgt te werk:
• Als u in het hoofdmenu (zie afb. 5) op de toets „ENTER“ drukt, kunt u met de
toetsen „+“ resp. „-“ de functie „7:ABS“ kiezen (afb. 50).
• Druk nogmaals op „ENTER“ om naar het instelmenu te gaan (afb. 51).
• Met de toets „ENTER“ kunnen de instelfuncties (PT, WD, CY, DL, SM, DT en
MODE) worden opgeroepen.
• Met de toetsen „+“ resp „-“ wordt de weergegeven waarde veranderd (voor
beschrijving zie volgende pagina).
• Als u het instelmenu met de toets „EXIT“ verlaat, worden de instellingen
automatisch opgeslagen.
Bij een „echte“ auto ontdekken speciale wielsensoren en elektronica blokkerende wielen. Via een reducering van de
remdruk wordt bereikt dat een geblokkeerd wiel weer gaat draaien. Dit wordt merkbaar door een pulserend rempedaal.
Bij een volremming in een bocht wordt daardoor bijvoorbeeld ondersturen (zie afb. 52, A) en oversturen (B) voorkomen;
het voertuig kan ondanks de volremming veilig door de bocht worden gestuurd (C).
Natuurlijk is deze sturing er in een modelauto nog niet, maar er kunnen wel verschillende waarden worden ingesteld
om het ABS-remgedrag van een "echte" auto zo goed mogelijk na te bootsen.
ABS 11.2V
PT
:10% WD:50
CY:15% DL:0
SM:0% DT:1
MODE:INH
Afb. 51
Afb. 52
Function11.2V
5:ST CURV
6:TH CURV
7:ABS
8:MODEL
Afb. 50
Summary of Contents for 20 72 54
Page 200: ...198 ...
Page 201: ...199 ...