150
Programmering via de PC-software:
Installeer de meegeleverde software volgens de beschrijving het deel „Programmering van de
zender met de PC-Software“. Schakel de zender in, verbind hem met de PC en selecteer de
correcte COM-Poort. Wanneer u reeds via de bedieningselementen het in de zender opgeslagen
bestand wilt overnemen lees dan de gegevens in met behulp van de toets „GetUser“.
U kunt na elkaar alle beschikbare hoofdmenupunten programmeren zonder tussendoor de pro-
grammeermodus te verlaten.
De nieuw gekozen instellingen zijn pas actief wanneer zij met „OK“ bevestigd worden!
De instellingen worden daarmee naar de zender gestuurd en kunnen dan rechtstreeks op het
zenderdisplay opgeroepen worden.
Bij een ongeldig ingegeven waarde verschijnt een foutmelding. Corrigeer de waarde zoals in de
foutmelding aangegeven.
Om een menupunt te verlaten zonder verandering of wanneer u de veranderingen niet wilt be-
vestigen, druk dan op de toets „Cancel“
Om de programmeermodus te verlaten ontkoppelt u de zender van der PC en beëindigt u het
programma.
Wanneer u optimaal gebruik wilt maken van de mogelijkheden van de programmering via de
software dan moet u bij sommige functies eest een of beide kipschakelaars resp. draairegelaars
op de zender activeren en de betreffende functie aan de schakelaar / draairegelaar toewijzen.
Dit is enkel mogelijk via de software!
In de voorinstelling is draairegelaar A met kanaal 5 van de ontvanger verbonden.
c) Instelling van de hoofdmenupunten voor oppervlaktemodellen (modeltype 0)
1. EP (End Point Adjustment)
Programmering via de bedieningselementen:
De eindpositie-instelling staat u toe de maximale uitslaande beweging
voor elke servo in elke richting individueel vast te leggen.
De instelling heeft invloed op het betreffende servokanaal en op alle
gemengde functies van dit kanaal evenals op de dual rate instelling en
de trimweg.
Voordat u de servowegen begrenst moet u echter verzekeren dat bij de
dual rate instelling de fabrieksinstelling van 100% nog opgeslagen is.
Daarmee kunt u bijvoorbeeld verhinderen dat een stuurfunctie tot aan de
mechanische eindaanslag uitgestuurd wordt, en zo de betreffende servo
of de sturing beschadigd wordt.
De eindpunten van de servowegen voor de kanalen 1 – 6 kunnen via de
bedieningselementen tussen 0% en 100% begrensd worden.
Summary of Contents for 206501
Page 178: ...178 ...
Page 179: ...179 ...