67
Zender inschakelen
Als de accu’s opgeladen zijn of als er nieuwe batterijen geplaatst werden, moet de antenne van de zender volledig uitgetrokken en de
zender ter controle met behulp van de functieschakelaar ingeschakeld worden.
Schuif daartoe de bedieningsknop van onder schuin naar boven. De groene batterijcontrole-LED begint te branden en bovendien geeft
een korte pieptoon aan dat de zender genoeg voedingsspanning heeft.
Indien de voedingsspanning lager wordt dan 8,5 V,
knippert de rode LED voor de bedrijfsspanning.
In zo´n geval moet u het
gebruik van het modelvoertuig zo snel mogelijk stopzetten. Als u de zender verder wilt gebruiken, moet u nu de accu’s opladen of
nieuwe batterijen plaatsen. Om deze situatie te vermijden dient u het gebruik van uw zender reeds bij een voedingsspanning van 9,0
V te staken.
Om het memory-effect bij NiCd accu´s te vermijden, mag u de oplader pas aansluiten als de accu´s volledig ontladen zijn.
Aansluiting van de ontvanger
De ontvanger biedt u aansluitmogelijkheid van tot 6 servo’s en een ontvangeraccu, de uitgerust zijn met tegen verkeerd polariseren
beveiligde Futaba/JR-stekkers.
Voor de gelijktijdige aansluiting van 6 servo’s en een ontvangeraccu is een bijkomende Y-kabel noodzakelijk (niet in de levering inbegre-
pen).
Let bij het aansluiten van servo’s en rijregelaars altijd op de juiste polariteit van de connectoren.
Het steekcontact voor de impulsleiding (afhankelijk van de fabrikant geel, wit of oranje) moet worden aangesloten op het binnenste
pencontact.
Het steekcontact voor de minleiding (afhankelijk van de fabrikant zwart of bruin) moet worden aangesloten op het buitenste pen-
contact.
Montage van de ontvanger
De montage van de ontvanger is in principe altijd afhankelijk van het model. Daarom dient u zich voor wat betreft de montage aan de
aanwijzingen van de modelfabrikant te houden. Los daarvan dient u altijd te proberen de ontvanger zo te monteren dat hij optimaal
beschermd is tegen stof, vuil, vocht en trillingen. Voor het bevestigen zijn dubbelzijdig klevend schuimstof (servo-tape) of rubberringen
geschikt, die de in schuimstof verpakte ontvanger goed op zijn plaats houden.
Attentie!
De antennedraad (1) heeft een nauwkeurig afgemeten
lengte. Daarom mag de antennedraad niet worden
opgerold, in lussen gelegd of zelfs afgesneden.
Dit zou het bereik enorm beperken en brengt bovendien aanzien-
lijke veiligheidsrisico´s met zich mee.
Leid de antennedraad direct na de ontvanger door een opening in
de romp uit het model. Gebruik daarvoor liefst een antennebuisje,
dat met het model meegeleverd zou kunnen zijn of anders als
accessoire te verkrijgen is.
Montage van de servo’s
De montage van een servo is altijd afhankelijk van het betreffende
model. Uitvoerige informatie hierover kunt u vinden
in de bij het model geleverde documentatie. In principe dient u echter te proberen de servo´s tegen trillingen gedempt
vast te schroeven. Daarvoor worden er normaal gesproken rubberbussen met metalen hulzen meegeleverd.
De stuurfuncties controleren
Sluit de in uw model gebruikte servo’s resp. regelaars en de stroomverzorging op de ontvanger aan. Schakel daarna de zender en de
ontvanger aan. Wanneer u alles correct aangesloten hebt zouden alle servo’s correct moeten reageren.
Indien een of meerdere functies niet correct reageren dan kunt u de betreffende instellingen corrigeren.
•
•
•
•
•
•
•
11. Ingebruikneming van de ontvanger