61
Modellen met verbrandingsmotor
• Voor de voeding van de ontvanger is een batterij-/accubox met vier Mignon-batterijen/-accu's of een accupack met
5 cellen vereist, die op de aansluiting „B“ van de ontvanger wordt aangesloten.
• Stel de stangen van de gas-/remservo zo in, dat de carburatorsturing in de middelste stand staat en de rem nog niet
actief is. Let hiertoe op de handleiding van motor en model.
• De smoorklep van de carburator moet haast gesloten zijn (stationair draaien).
• Indien u de hefboom voor gas/rem (afb. 1, pos. 6) op de zender naar achter in de richting van de greep bedient,
moet de carburator volledig geopend worden.
• Indien de gas-servo in de verkeerde richting loopt, dient u de looprichting met de reverse-schakelaar voor gas/rem
(afb. 1, pos. 8) om te keren.
• Door uitproberen kunt u nu bepalen op welk punt van de stuurhoorn u de carburatorstang moet inhangen om een
optimaal openen van de carburator te bereiken.
• Als u de schakelhendel voor gas/rem (zie afbeelding 1, pos. 6) helemaal naar voren drukt, moet de rem van het
voertuig worden geactiveerd. Een stelschroef op de carburateur voorkomt daarbij dat de carburateur volledig sluit.
Daardoor gaat bij het afremmen de motor niet uit.
• Stel met behulp van de veren en stelringen op de stangen, nog voordat de motor voor de eerste keer wordt gestart,
de juiste functie van de smoorklep op de carburator in.
• Met behulp van de trimmer voor gas/rem (afb. 1, pos. 4) kunt u de vrijloop gevoelig bijstellen. Stel de gasstangen net
zo lang bij totdat bij optimaal stationair draaien de trimmer weer in het midden staat.
Instellen van de stuurservo
• Plaats op de zender de trimregelaar voor de stuurafregeling (afb. 1, pos. 3) in de middelste stand.
• Het wiel (afb. 1, pos. 2) voor de stuurservo wordt door veerkracht automatisch in de middelste stand gehouden.
• Controleer of de servohefboom in de neutraalstand juist is gemonteerd. Alleen als de stuurstang in beide richtingen
dezelfde weg kan afleggen, zijn met het model rechts en links bochtstralen van dezelfde grootte mogelijk.
• Controleer nu of de wielen naar links sturen als u op de zender de stuurknuppel (afb. 1, pos. 2) naar links beweegt.
Als dit niet het geval is, schakelt u met de reverse-schakelaar voor de stuurservo (afb. 1, pos. 12) de draairichting
van de stuurservo om.
• Stel nu de stuurstangen net zo lang bij totdat bij bijv. een modelauto de wielen recht staan.
• Stel tijdens de eerste rit de trimregelaars voor de besturing (afb. 1, pos. 3) zo in, dat uw model rechtuit rijdt.
• Stel daarna de stuurstang in de betrokken richting bij, zodat het model rechtdoor rijdt en ook de trimregelaar voor de
besturing (afb. 1, pos. 3) terug in de middelste stand staat. Daardoor heeft u later terug de volledige trimweg ter
beschikking.
Onze tip:
uw modelauto rijdt optimaal rechtuit wanneer u een licht toespoor instelt. Hiervoor worden de stuurstangen
zo afgesteld dat beide voorwielen heel iets naar binnen sturen.