5.2.2 Een track selecteren
A – Het tracknummer rechtstreeks selecteren
Met de cijfertoetsen (37) kunt u een track door
invoeren van het nummer ervan rechtstreeks
selecteren. Om de track te starten, drukt u ver-
volgens op de toets PLAY/ PAUSE (9). Voor-
beelden:
Tracknr.
Toetsen
4
4, PLAY/ PAUSE
10
1, 10/0, PLAY/ PAUSE
135
1, 3, 5, PLAY/ PAUSE
Opmerking:
De mp3-tracks worden door het apparaat
als volgt doorgenummerd:
1. alle tracks zonder mappen in de hoofdindex ROOT
2. alle tracks in mappen in de hoofdindex
3. alle tracks in submappen etc.
De nummering van de tracks en mappen gebeurt niet in
alfabetische volgorde, maar kan met de zoekfunctie
makkelijk worden vastgelegd (
☞
hoofdstuk C en D).
B – Naar een volgende of vorige track gaan
Om een of meerdere tracks vooruit te gaan of
terug te keren, drukt u kort (meerdere keren) op
de toets CUE resp. REV (7).
Toets CUE: naar de volgende track gaan
Toets REV: naar het begin van de geselecteerde
track terugkeren. Door verschillende keren op
de toets REV te drukken, wordt telkens een track
teruggesprongen.
Opmerking:
Druk slechts even op de toetsen REV en
CUE, anders wordt er snel achteruit of vooruit gezocht.
C – Mp3-tracks alfabetisch zoeken
1) Druk op de toets FIND (15). Een vergroot-
glassymbool verschijnt knipperend links on -
deraan in het display. Rechts ernaast wordt
de letter A weergegeven en in de bovenste
displayregel de naam van het eerste bestand
dat met de letter A begint.
2) Selecteer met de toets CUE [vooruit zoeken]
of REV (7) [achteruit zoeken] de letter waar-
mee de gezochte bestandsnaam begint.
Hierbij kunnen ook de cijfers 0 – 9 worden
geselecteerd. Bij letters en cijfers waarmee
geen enkele track begint, verschijnt het dis-
playbericht “None”.
3) In geval van meerdere bestandsnamen met
dezelfde beginletter houdt u na het selecte-
ren van de zoekletter de toets REV of CUE
ingedrukt tot de beginletter naast het ver-
grootglassymbool knippert. Alle bestandsna-
men met de weergegeven beginletters kun-
nen nu met de toets REV of CUE na elkaar
geselecteerd worden.
4) Bij de zoekopdracht verschijnt rechts onder-
aan op het display steeds het nummer van de
map en van de track. Als de gewenste track
gevonden is, start u het afspelen met de toets
PLAY/ PAUSE (9).
D – Mapselectie en mapzoekopdracht
Bij mp3-bestanden in meerdere mappen (be -
standsindexen) kunt u tijdens het afspelen met
de toetsen FOLDER (14) naar de eerste track
van de volgende map (toets
) en naar de eer-
ste track van de vorige map (toets
) springen.
Als eerst het afspelen met de toets STOP (8)
beëindigd wordt en dan op de toets FOLDER
of
gedrukt wordt, verschijnt in de boven-
ste displayregel de mapnaam en in de onderste
regel – na het symbool – het mapnummer.
Met de zoekfunctie kunt u een map met een
bepaalde naam ook tijdens het afspelen van een
track zoeken:
1) Druk tweemaal op de toets FIND (15), zodat
in het display het vergrootglassymbool knip-
perend verschijnt en rechts ernaast het
bericht “Dir” voor Directory (map).
2) Zoek met de toetsen REV – SKIP – CUE (7)
de gewenste map. In de bovenste displayre-
gel verschijnt bovendien de mapnaam en in
de onderste regel het mapnummer.
3) Als de map gevonden is, drukt u op de toets
PLAY/ PAUSE (9) om de eerste track uit de
map te starten, of houdt u eerst de toets REV
of CUE ingedrukt om een andere track uit de
map te starten, tot naast het vergrootglas-
symbool “File” (bestand) weergegeven
wordt. Met de toetsen REV – SKIP – CUE
kunt u nu de tracks uit de map na elkaar
selecteren. Druk op de toets PLAY/ PAUSE
om de geselecteerde track te starten.
5.2.3 Snel vooruit/achteruit zoeken
Om snel vooruit te zoeken, houdt u de toets CUE
(7) ingedrukt, om snel achteruit te zoeken de
toets REV. Bij mp3-bestanden kan het vooruit- en
achteruit zoeken enkel binnen een track gebeu-
ren; dit gebeurt niet akoestisch, maar enkel op
basis van de tijdsindicatie op het display.
5.2.4 Herhalingsfuncties en
willekeurige weergave
Met de toets REPEAT (13) kunt u een van de
herhalingsfuncties en het afspelen van de tracks
in willekeurige volgorde inschakelen:
Basisinstelling (PLAY ALL)
Alle tracks van de geluidsdrager of van een
geprogrammeerde reeks tracks worden één
keer afgespeeld, hierna eindigt het afspelen.
eerste keer drukken op de toets
(PLAY ALL RANDOM)
eenmalige weergave van de tracks in wille-
keurige volgorde
volgende keer drukken op de toets
(REPEAT TRACK)
continue herhaling van de geselecteerde track
volgende keer drukken op de toets
(REPEAT FOLDER)
continue herhaling van alle tracks in de gese-
lecteerde map
(functie alleen bij mp3-bestanden beschikbaar)
volgende keer drukken op de toets:
(REPEAT ALL)
continue herhaling van alle tracks
volgende keer drukken op de toets
(RANDOM REPEAT)
continu afspelen van de tracks in willekeurige
volgorde
volgende keer drukken op de toets (PLAY ALL)
Terugschakelen naar de basisinstelling
5.2.5 Het geluid dempen
Om tijdens het afspelen van een track het geluid
te dempen, drukt u op de toets MUTE (16). Om
het geluid opnieuw in te schakelen, drukt u
opnieuw op de toets MUTE.
5.2.6 Antischokgeheugen
De cd-speler is uitgerust met een antischokge-
heugen, dat storingen bij het afspelen van een
cd door schokken en trillingen kan compenseren
(max. 40 sec.). Om te testen kan het antischok-
geheugen met de toets ESP (40) op de afstands-
bediening worden uitgeschakeld (niet bij mp3-
bedrijf). Op het display (12) verschijnt kort de
melding “ESP OFF”. Om de functie opnieuw in te
schakelen, drukt u opnieuw op de toets ESP. Op
het display verschijnt kort “ESP ON”.
5.2.7 Eigen reeks tracks samenstellen
Als u slechts een selectie van tracks in een
bepaalde volgorde wenst af te spelen, kunt u
een reeks van max. 64 tracks programmeren.
Hiervoor moet bij mp3-bestanden de nummering
van de mappen bekend zijn (
☞
hoofdstuk 5.2.2
– D), want voor elke te programmeren track
moet het overeenkomstige nummer van de map
ingevoerd worden.
1) Het apparaat moet in de stopstand gescha-
keld zijn; druk eventueel op de toets STOP
(8).
2) Schakel de programmeermodus in met de
toets PROG (6). Druk op alle andere toetsen
telkens binnen een tijdspanne van 15 secon-
den, anders wordt de programmeermodus
afgesloten. Druk in dit geval opnieuw op de
toets PROG. Op het display verschijnt:
— bij een cd zonder mp3-bestanden
PROGRAM
CD P – 01 00
— bij een cd met mp3-bestanden
PROGRAM
P – 01 000 0000
3) Bij cd
ʼ
s zonder mp3-bestanden slaat u deze
bedieningsstap over en gaat u direct verder
met stap 4.
Bij mp3-bestanden selecteert u eerst het
nummer van de map die de gewenste track
van de trackreeks bevat. Dit is ook vereist,
als alle tracks in de hoofdmap ROOT zonder
map staan. Voer in dit geval 1 als mapnum-
mer in.
Selecteer de mapnummers met de toet-
sen REV – SKIP – CUE (7) of voer ze in met
de cijfertoetsen (37). Druk op de toets PROG.
om op te slaan. De vier nullen knipperen als
verzoek om de tracknummers in te voeren.
4) Selecteer het nummer van de eerste track
voor de trackreeks met de toetsen REV –
SKIP – CUE (7) of voer het nummer in met de
cijfertoetsen (37). Zorg bij mp3-bestanden in
mappen ervoor dat niet alle bestanden door-
genummerd zijn, maar dat telkens het eerste
bestand van een map het nummer 1 draagt.
5) Om op te slaan, drukt u opnieuw op de toets
PROG. Op het display verschijnt het vol-
gende geheugenplaatsnummer, bijvoorbeeld
“P – 02”.
6) Herhaal de stappen (3), 4 en 5 voor alle vol-
gende gewenste tracks tot de volledige reeks
tracks is geprogrammeerd.
7) Om de reeks tracks te starten, drukt u op de
toets PLAY/ PAUSE (9). In de bovenste dis-
playregel verschijnt links de melding “MEM”
voor memory, en de reeks tracks wordt afge-
speeld.
8) Met de toetsen REV – SKIP – CUE kunt u
elke track van de reeks selecteren, of u kunt
door de betreffende toets ingedrukt te hou-
den de functie Snel vooruit / achteruit zoeken
binnen een track activeren.
9) Na het afspelen van de reeks tracks of bij het
drukken op de toets STOP, wordt het afspe-
len beëindigd. Indien u de reeks tracks op -
nieuw wilt starten, drukt u eerst op de toets
PROG en dan op de toets PLAY/ PAUSE.
Opmerking:
Een geprogrammeerde reeks tracks wordt
gewist bij het wisselen van de geluidsdrager, bij het
drukken op de toets FUNC (17), bij het drukken op de
toets STOP in de programmeermodus en bij het uit-
schakelen van het apparaat.
NL
B
26
Summary of Contents for 21.2800
Page 41: ...39 ...