teerde meetbereik overschrijden. Bij spannin-
gen boven 450 V is er geen aanduiding.
5.2
Stroommeting
OPGELET! De maximale gemeten stroom-
waarde van 300 mA mag niet overschreden
worden!
1) Voor stroommetingen tot 3000 µA plaatst u
de draaischakelaar (5) in de stand "µA". Met
stroomwaarden van maximaal 300 mA
plaatst u de draaischakelaar in de stand
"mA". De multimeter staat in de DC-stand.
Het symbool
DC
verschijnt op het display (1).
2) Voor AC-stroommetingen drukt u op de
keuzetoets (3). De multimeter staat nu in
de AC-stand. Het symbool
AC
verschijnt op
het display. Indien u opnieuw op de keuze-
toets drukt, staat de multimeter weer in de
DC-stand.
3) Verbind de uiteinden van de testkabels
met de meetpunten van het te testen cir-
cuit. Het geschikte meetbereik wordt auto-
matisch door de multimeter geselecteerd.
De gemeten waarde wordt zowel digitaal
als een getal als analoog in de vorm van
een bargrafiek weergegeven. Stroom-
meetwaarden die het manueel ingestelde
meetbereik overschrijden worden op het
display gemeld met de aanduiding OL.
5.3
Weerstandsmetingen
OPGELET! Bij weerstandsmetingen moet het
te testen circuit gescheiden worden van de
voedingsbron.
45
NL
B