●
Met dit toestel mag u geen metingen uitvoeren in stroomkringen
met sproeiontladingen (hoogspanning). Levensgevaar!
●
De maximaal te meten spanning mag niet meer dan 600 V~/
bedragen. Anders dreigt er levensgevaar voor de gebruiker!
1) Het rode meetsnoer moet met de jack “V
Ω
“ (8) verbonden zijn,
en het zwarte meetsnoer met de jack “COM” (7).
2) Plaats de keuzeschakelaar (4) bij metingen van wisselspannin-
gen in een van de “V~”-bereiken, bij metingen van gelijkspan-
ningen in een van de “V
”-bereiken; begin best met het 600 V-
bereik.
3) Houd de meetpennen tegen het meetobject en lees de geme-
ten waarde van het display (1) af. Wanneer bij de meting van
gelijkspanning de rode meetpen met de negatieve pool en de
zwarte meetpen met de positieve pool verbonden wordt, dan
verschijnt op het display een minteken vóór de gemeten
waarde.
5.2 Meting van de stroom
●
De maximaal te meten stroom mag niet meer dan 10 A bedra-
gen.
●
Indien de meter op meting van de stroom ingesteld is [rode
meetsnoer is aangesloten op de jack “µA mA” (5) resp. “10 A”
(6)], leid dan in geen geval spanning naar het meettoestel! Het
meettoestel en de spanningsbron kunnen immers beschadigd
worden.
1) Bij meting van stroomwaarden onder 200 mA verbindt u het
rode meetsnoer met de jack “µA mA” (5) en het zwarte meet-
snoer met de jack “COM” (7).
Bij meting van stroomwaarden vanaf 200 mA verbindt u het
rode meetsnoer met de jack “10 A” (6) en het zwarte meetsnoer
met de jack “COM” (7).
2) Plaats de draaischakelaar (4) bij meting van wisselstroomwaar-
den in een van de “A~”-bereiken, bij meting van gelijkstroom-
waarden in een van de “A
”-bereiken; begin met het grootst
mogelijke bereik.
3) Koppel de te meten schakeling los van de voedingsspanning.
Maak de stroomkring open en schakel de meter er in serie tus-
sen.
NL
B
39