NL
Nederlands –
3
3.5 - Eerste inschakeling en controle van de aansluitingen
Na de besturingseenheid onder spanning te hebben gezet, dient u de volgende
controles uit te voeren:
•
na enkele seconden, controleren of de led “Bluebus” (
afb. 7
) regelmatig knip-
pert, met een frequentie van 1 maal per seconde;
•
controleer of de led’s van de fotocellen (
afb. 7
), zowel TX als RX, knipperen .
De manier waarop de led’s knipperen is in deze fase niet van belang;
•
controleer of het knipperlicht dat is aangesloten op de uitgang FLASH uit is .
Als dit allemaal niet gebeurt, dient de stroomtoevoer naar de besturingseenheid
te worden uitgeschakeld en dient u de verschillende, eerder tot stand gebrach-
te, elektrische aansluitingen te controleren .
3.6 - Zelflering van de met de MC824H verbonden inrichtingen
Na de eerste inschakeling dient u de besturingseenheid de procedure voor her-
kenning van de met de ingangen “
Bluebus
” en “
Stop
” verbonden inrichtingen
uit te voeren .
LET OP! – De zelfleringfase moet ook worden uitgevoerd als er geen
enkele inrichting met de besturingseenheid is verbonden.
Dankzij de zelfleringprocedure is de besturingseenheid in staat de verschillende
aangesloten inrichtingen apart te herkennen en de mogelijke aanwezige storin-
gen te detecteren . Om deze reden dient de zelfleringprocedure iedere keer dat
er een inrichting wordt toegevoegd of verwijderd te worden uitgevoerd .
De led’s “
L1
” en “
L2
” op de besturingseenheid (
afb. 7
) zullen langzaam knip-
peren, om aan te geven dat de zelfleringprocedure moet worden uitgevoerd:
01.
Druk de toetsen “
” en “
Set
” (
afb. 7
) tegelijkertijd in en houd ze ingedrukt .
02.
Laat de toetsen los wanneer de led’s “L1” en “L2” snel beginnen te knip-
peren (na circa 3 seconden) .
03.
Wacht enkele seconden tot de besturingseenheid de fase voor zelflering
van de inrichtingen voltooid heeft .
04.
Na afloop van deze fase moet de led “Stop” branden en moeten de led’s “L1”
en “L2” uitgaan (het is mogelijk dat de led’s “L3” en “L4” beginnen te knipperen).
3.7 - Selectie van het type van de met de MC824H verbonden
reductiemotor en zelflering van de posities van de mecha-
nische stops
Na de zelflering van de inrichtingen (paragraaf 3 .6) dient de typologie van de
aangesloten motoren te worden geselecteerd (zie
Tabel 3
) en moeten de posi-
ties van de mechanische stops (maximale openingsstand en maximale sluit-
stand) worden aangeleerd (zelflering) . Deze procedure kan in drie modi worden
uitgevoerd:
automatisch
,
handmatig
en
gemengd
.
In de automatische modus, voert de besturingseenheid de procedure voor zelf-
lering van de mechanische stops uit en berekent wat de beste faseverschillen
van de vleugels zijn (SA en SC,
afb. B
) .
In de handmatige modus worden de acht posities (
afb. B
) één voor één gepro-
grammeerd door de vleugels op de gewenste punten te zetten . De te program-
meren positie kan gevonden worden aan de hand van het knipperen van één
de 8 led’s (L1...L8), zie
Tabel 4
.
In de gemengde modus is het mogelijke de automatische procedure uit te voe-
ren en vervolgens met de handmatige procedure één of meer posities te wijzi-
gen, met uitzondering van de posities “
0
” en “
1
” (
afb. B
) die gelijk zijn aan de
posities van de mechanische stops .
TABEL 3
Led
Type reductiemotor
L1
MB4024 - MB5024 - HY7024 - HY7124
L2
ME3024
L3
TO4024 - XME2124 - BM4024
L4
TO5024 -TO5024I
L5
TO7024
L6
BM5024
L7
METROELITE
L8
WINGOELITE
3.2 - Elektrische aansluitingen van de besturingseenheid
MC824H
Na de kast van de besturingseenheid te hebben bevestigd en de gaten voor
het doorvoeren van de elektriciteitskabels te hebben geboord (hoofdstuk 2 .4
en afb . 3), de elektrische aansluitingen tot stand brengen:
LET OP!
– Bij het uitvoeren van elektrische aansluitingen mag de installatie
absoluut niet op de netspanning zijn aangesloten en moet de bufferbat-
terij van de automatisering, indien aanwezig, zijn afgekoppeld.
– De aansluitwerkzaamheden mogen uitsluitend door gekwalificeerd
personeel worden uitgevoerd.
–
Op
de elektrische voedingsleiding dient een inrichting te worden aangebracht
dat volledige afkoppeling van de automatisering van het elektriciteitsnet verze-
kert . Deze afkoppelinrichting moet een dusdanige openingsafstand tussen de
contacten hebben dat complete afkoppeling wordt verzekerd in de condities
die worden voorgeschreven door de overspanningcategorie III, in overeenstem-
ming met de installatievoorschriften . Indien nodig garandeert deze inrichting
een snelle en veilige afkoppeling van de voeding; de inrichting moet dan ook in
het zicht van de automatisering worden geïnstalleerd. Als de inrichting op een
niet-zichtbare plaats zit, moet hij een systeem hebben dat een eventuele onge-
wilde of niet-geautoriseerde heraansluiting van de voeding tegenhoudt, om
iedere kans op gevaarlijke situaties uit te sluiten . De afkoppelinrichting wordt
niet bij het product geleverd .
01.
Sluit eerst de elektrische voedingskabel aan (
afb. 4
) en blokkeer hem met
de kabelklem;
02.
Sluit nu de elektriciteitskabels van de motoren M1 en M2 aan, en volg
hierbij de symbolen op het etiket (
afb. 5
):
a)
sluit op de klem M1 de motor aan die de onderste vleugel aandrijft (de
tweede die de openingsmanoeuvre begint ) en vervolgens de bijbehorende
encoder op de klemmen 1-2;
b)
sluit op de klem M2 de motor aan die de bovenste vleugel aandrijft (de
eerste die de openingsmanoeuvre begint) en vervolgens de bijbehorende
encoder op de klemmen 4-5
BELANGRIJK! – Indien er slechts één reductiemotor in de installatie
aanwezig is, sluit u deze aan op de klem M2 en laat u de klem M1 vrij;
03.
Sluit nu de elektriciteitskabels van de verschillende inrichtingen aan, zie hier-
voor
afb. 6
en paragraaf 3 .3 .
Opmerking
– Om het aansluiten van de kabels
te vergemakkelijken, is het mogelijk de klemmen uit hun behuizingen te halen .
3.3 - Aansluiting op de MC824H van andere inrichtingen
Als er nog andere inrichtingen in de installatie van stroom moet voorzien, bij-
voorbeeld een lezer voor transpondercards of het lampje voor de verlichting
van de sleutelschakelaar, is het mogelijk deze inrichtingen aan te sluiten op de
besturingseenheid, op de klemmen “P .P . (positief)” en “STOP (negatief)” (
afb.
6
) . De voedingsspanning is 24 Vcc (-30% ÷ +50%) met een maximaal beschik-
bare stroom van 200 mA .
Opmerking
– De spanning die beschikbaar is op de klemmen “P .P .” en
“STOP”, blijft ook aanwezig wanneer de functie “Stand By” op de kaart geac-
tiveerd wordt .
3.4 - Adressering van de met de MC824H verbonden inrichtingen
Om de besturingseenheid in staat te stellen om de op het Bluebus systeem
aangesloten inrichtingen te herkennen, dient u een adres aan deze inrichtingen
te geven . . Hiervoor dient de elektrische geleidebrug die in elke inrichting aan-
wezig is in de correcte positie te worden gebracht, zie de instructiehandleiding
van de verschillende inrichtingen: zie
afb. A
en
Tabel 2
.
Na afloop van de installatieprocedure of na het verwijderen van fotocellen of
andere inrichtingen, dient de zelfleringprocedure voor deze inrichtingen te wor-
den uitgevoerd, zie de paragraaf 3 .6 .
TABEL 2 - ADRESSEN VAN DE FOTOCELLEN
Fotocel Bruggen
FOTO
Externe fotocel h = 50 met activering in sluitbeweging
(onderbreking en omkering van de beweging)
FOTO II
Externe fotocel h = 100 met activering in sluitbeweging
(onderbreking en omkering van de beweging)
FOTO 1
Interne fotocel h = 50 met activering zowel in sluitbeweging
(onderbreking en omkering van de beweging) als in
openingsbeweging (onderbreking en hervatting van de
beweging op het moment dat de fotocel weer vrij wordt
gegeven)
FOTO 1 II
Interne fotocel h = 100 met activering zowel in sluitbeweging
(onderbreking en omkering van de beweging) als in
openingsbeweging (onderbreking en hervatting van de
beweging op het moment dat de fotocel weer vrij wordt
gegeven)
FOTO 2
Interne fotocel met activering in openingsbeweging
(onderbreking en omkering van de beweging)
FOTO 2 II
Interne fotocel met activering in openingsbeweging
(onderbreking en omkering van de beweging)
FOTO 3
CONFIGURATIE NIET TOEGESTAAN
NL
A
0
1
1
A
SC
SA
A
0
M1
M2
B
POSITIES