M1.2.BB200.NLFREN 13112018
16
NL
Afb. 16-2
Afb. 16-3
16.2 Controle van het signaal van de positiesensor
Deze functie controleert de positiesensor, de hoofdas en het circuit van de hoofdtabel.
Draai de hoofdas langzaam. De rechter LED toont een afwisselende waarde. Als u met de klok mee draait, neemt de waarde
toe. Als u tegen de klok in draait, verlaagt de waarde. De correctiewaarde kan van 0 tot 63 gaan.
Druk op de ALU toets, voer de controle van de afstandsensor in.
Druk op de C toets om te verlaten.
16.3 Controle van het signaal van de afstandsensor
Deze functie controleert de afstandsensor en het circuit van de hoofdtabel.
Vanaf stap 16.2, druk op de ALU toets (weergave, zie afbeelding 16-2).
Beweeg de meetarm, de waarde verandert.
Druk op de ALU toets om de controle van het signaal van de sensor in te voeren.
Druk op de C toets om te verlaten.
16.4 Controle van het signaal van de diametersensor
Deze functie controleert de diametersensor en het circuit van de hoofdtabel.
Vanaf stap 16.3, druk op de ALU toets (weergave, zie afbeelding 16-3).
Draai de meetarm, de waarde verandert. Als u tegen de klok in draait, neemt de waarde toe. Als u met de klok mee draait,
verlaagt de waarde.
Druk op de ALU toets om de controle van de hoofdtabel sensor in te voeren.
Druk op de C toets om te verlaten.
16.5 Controle van het signaal van de druksensor
Deze functie controleert de druksensor, het circuit van het signaal van de hoofdtabel en de elektrische voeding.
Vanaf stap 16.4, druk op de ALU toets (weergave, zie afbeelding 16-4).
Druk lichtjes op de hoofdas. De weergegeven waarden in de linker en rechter LEDs verandert.
Druk op de ALU toets om de controle van het signaal van de sensor in te voeren.
Druk op de C toets om te verlaten.
Afb. 16-4
copyrighted
document
- all
rights
reserved
by
FBC