MagnaTrack ST
4 Installatie
4.1 Voorbereiding
Controleer de unit op beschadiging door transport. Als
er schade is of als er onderdelen ontbreken, moeten
het transportbedrijf en uw lokale vertegenwoordiger
van Nederman hiervan onmiddellijk op de hoogte wor-
den gebracht.
Zie
.
Voor MagnaTrack ST geïnstalleerd kan worden, moet
een geschikte hoogte en plaats worden bepaald, reke-
ning houdend met de parkeerplaats van het voertuig
in de garage. De parkeerplaats van het voertuig moet
aan de andere kant van rail zijn.
De afstand van de vloer tot de onderrand van de rail
moet normaal gesproken 3–4 m (10–13 ft) zijn. De rail
moet in ieder geval 0.3 m (1 ft) ruimte hebben ten op-
zichte van muren, pilaren enz. De afstand van de voor-
rand van de rail tot de garagedeur moet zo kort moge-
lijk zijn. Zorg ervoor dat de deur vrij kan openen zon-
der dat deze de rail raakt. Indien MagnaTrack ST door
twee voertuigen moet worden gebruikt, moet de af-
stand tussen de voertuigen ten minste 1.2 m (4 ft)
zijn.
Het complete systeem dient beschermd te worden te-
gen regen.
WAARSCHUWING! Gevaar voor persoonlijk
letsel
Controleer bij installatie van MagnaTrack ST of
de slang bij het binnenrijden of uitrukken niet
achter een uitstekend deel van het voertuig
blijft haken.
4.2 Rail, trolley, slang en kabel
Zie
.
• Bevestig de montagekettingen, ongeveer 2,4 m (8
ft) uit elkaar, in elk tweede profiel. Plaats alle rail-
profielen in lijn met elkaar op de vloer, zoals te zien
op de afbeelding. Schroef de profielen samen met
de daarvoor bestemde verbindingsstukken.
Zie
.
Bij het ophangen van de rail moeten bevestigingsbou-
ten gebruikt worden die geschikt zijn voor het materi-
aal waaruit het plafond bestaat en voor de trekkrach-
ten op de ophangpunten.
• Hef de complete rail op en maak hem vast aan het
plafond. De montage-hulpmiddelen moeten worden
bevestigd aan stangen, steunen of soortgelijk mate-
riaal, zoals getoond op onderstaande voorbeelden.
De eerste en laatste montagebeugel moet worden
ondersteund, zie items 1 en 2. Alle montagebeugels
moeten worden ondersteund door twee schuine
steunstangen, volgens item 3 of 4.
Zie afbeeldingen 1 en 2.
• Voor raillengtes kleiner dan 9.5m (31 ft): monteer de
slangkoppeling zo dicht mogelijk bij het midden van
de rail over een railverbinding.
• Voor raillengtes vanaf 9.5m (31 ft): plaats de kanaal-
aansluiting voor ergens in het stuk voor de maxima-
le afstand tot de achterkant volgens punt Y. Punt X
geeft het volledige werkbereik aan.
Zie
• Monteer de extra slangophanging (indien van toe-
passing), de wagen met stabilisator en monteer het
stabilisatorkoord in de 90°-bocht.
Zie
.
1
Bevestig de microschakelaar op het voorste deel
van de rail, volgens item 1. De juiste afstand tot
de voorste rand van de rail moet worden bepaald
op basis van de installatie-controlelijst, zie
graaf 4.7 Installatiecontrolelijst
.
2
Monteer de kabel op de bovenkant van de rail vol-
gens item 2.
3
Schroef de schokdemper vast aan de voorkant van
de rail volgens item 3.
4
Draai de schroeven en moeren aan het uiteinde
van de rail vast volgens item 4.
4.3 De uitlaatpijp
Zie
. De iutlaatpijp moet recht zijn en ge-
lijk lopen met de zijkant van het voertuig of iets uit-
steken. Let ook op de minimum-afstanden vanaf de
onderkant van de carrosserie en het achter-wiel. Het
is mogelijk dat aanpassingen aan het uitlaat-systeem
van het voertuig nodig zijn voor een optimale positie
van de uitlaatpijp.
4.4 Ankerplaat
Zie
. De ankerplaat moet worden beves-
tigd op de zijkant van het voertuig, op 600 mm (2 ft)
afstand van de uitlaatpijp. Deze afstand kan zo nodig
worden aangepast (+100 mm (4 in), –25 mm (–1 in))
door de stelschroef in de elektromagnetische eenheid
los te draaien, zie
4.5 Mondstuk
Zie
.
1
Bevestig de bladveer op de elektromagnetische
unit met de stelschroef zoals getoond op de af-
beelding. Maak de slang vast aan de magnetische
unit met de slangklem en gebruik de rubberring als
afdichting. Controleer of het mondstuk, wanneer
niet aangesloten op het voertuig, voorwaarts in de
rijrichting van het voertuig wijst.
2
Om het mondstuk aan te passen na het monteren
van de ankerplaat, gebruikt u de stelschroef,aan-
gegeven met X, om de bladveer wat omhoog of
omlaag te bewegen.
NL
53
Summary of Contents for MagnaTrack ST
Page 9: ...MagnaTrack ST 5 Y X 6 9...
Page 10: ...MagnaTrack ST 7 8 10...
Page 12: ...MagnaTrack ST X 11 A B 12 12...
Page 14: ...MagnaTrack ST 1 2 15 14...
Page 71: ...www nederman com...