SYSTEM 920/400
NL
15
BELANGRIJK!
Dit systeem is enkel ontworpen voor gebruik bij
voertuigen met stationair draaiende motor. Als
het slangmondstuk op de uitlaat van het voertuig
is aangesloten, mag het voertuig niet worden ver-
plaatst.
A
= 1,5 - 2,5 m, afhankelijk van de slang-
lengte en de montagehoogte van de rail
(zie pag. 2).
Vergrendelingsmechanisme
Zie pag. 2. Syst
em 920/400 met stabilisator wordt
geleverd met een vergrendelings-mechanisme, dat de
slang blokkeert in de gewenste uitgetrokkene stand.
Het vergrendelingsmechanisme wordt losgekoppeld
wanneer de slang iets verder wordt uitgetrokken. De
slang keert automatisch terug,
maar moet worden
vastgehouden
totdat de slang weer in de uitgangs-
positie ligt.
Functie van de smoorklep
Zie pag. 2. Het systeem 920/400 kan worden uitgerust
met een mechanische smoor-klep die automatisch
opent als de slang er uitgehaald wordt. De smoorklep
sluit als de slang weer in de uitgangspositie terugkeert.
A
= gesloten,
B
= geopend.
Instellen van hijskracht
Zie pag. 2. De balancer heeft af fabriek een
ingestelde hijskracht. De hijskracht kan als volgt
worden afgesteld.
Hijskracht vermeerderen
1.
Maak de stopbal (
C
) los.
2.
Draai de borgmoer (
A
) los.
3.
Gebruik een blokkeerhendel (
B
) en draai steeds
een slag tegen de klok in. Na iedere slag is een
“klik” hoorbaar. Draai totdat de slang in de gewenste
ruststand staat.
4.
Druk de stopbal (
C
) omhoog tot de afstelschroef (
D
)
van de eindstop. Zet de stopbal vast in deze stand.
5.
Draai de blokkeerhendel nog een slag.
6.
Controleer of de stopbal wordt opgevangen door
de eindstop en of de demper wordt gesloten. Als dat
niet het geval is, moet de afstelschroef (
D
) naar
beneden worden gedraaid.
7.
Haal de borgmoer (
A
) aan.
Hijskracht verminderen
1.
Draai de borgmoer (
A
) los.
2.
Gebruik een blokkeerhendel (
B
) en tegen de
klok in. Druk vervolgens op de knop (
E
). Laat steeds
een slag per keer rechtsom terugdraaien. Voor iedere
slag keert de knop (
E
) terug in de beginstand. Na
iedere slag is een “klik” hoorbaar. Draai totdat de
slang in de gewenste ruststand staat.
3.
Haal de borgmoer (
A
) aan.
4.
Indien nodig de positie van de stopbal op de
draad afstellen.
Onderhoudsinstructies
Zie pag. 3.
Controleer een tot meerder ekeren per
jaar de volgende punten, met name als het gaat
om het bevestigen, de werking en slijtage of het
monteren van reserveonderdelen.
1.
Bevestiging van de beugels van de rail.
2.
Slang
3.
Eindstops
4.
Wielen van de afzuigwagen.
5.
Controleer of de trolley zich probleemloos over
de hele lengte van de rail verplaatst.
6.
Controleer de geleiderails van de afzuigwagen
op slijtage. Reinig de geleiderails, indien nodig.
7.
Rubberen demper van de afzuigwagen.
8.
Mondstuk
9.
Controleer of de afzuigslang voldoende
zuigkracht heeft.
10.
De werking van de stabilisator, controleer of de
slang goed wordt opgetrokken. Regel zo nodig het
hefvermogen van de stabilisator.
11.
De koord van de stabilisator.
12.
Controleer of de schroeven van het verbindings
-
stuk goed vastzitten.
Reserveonderdelen
Zie pag. 3. Ver
meld bij de bestel-ling van reserve-
onderdelen steeds het volgende:
•
Art.nr. en Controlenr. (zie typeplaatje)
•
Benaming en detailnummer van het reserve-
onderdeel (zie onderstaande lijst).
•
Gewenste hoeveelheid onderdelen.
1.
Railmodule (2,5 m of 5 m)
2.
Montagebeugel
4.
Connector, set
5.
Eindstop
6.
Afsluitdeksel, compleet
7.
Afzuigwagen
8.
Rubberdemper (2 stuks)
9.
Wielenset (2 stuks)
10.
Rubber afdichting
11.
Slang
12.
Slanghouder
13.
Stabilisator, compleet
15.
Draad met stopbal
17.
Vergrendeling, set
18.
Demper
19.
Slangklem / rubber deksel
Controleren van de procedure
1.
Controleer of de borgmoer (
A
) is gemonteerd.
2.
Trek de slang maximaal uit en controleer of de
balancer de slang gelijkmatig en constant oprolt
tot de normale stand. Houd de slang vast tijdens
het oprollen.