De werkingsparameters van de besturingseenheid kunnen worden afge-
steld met behulp van de “trimmers” (
afb. 11
) op de besturingseenheid.
•
Werktijd (TL)
: in de werkingsmodus “Semi-automatisch” regelt deze
parameter de maximumduur van de
Openings-
of
Sluitmanoeuvre
. Om
deze parameter in te stellen gaat u als volgt te werk:
a)
selecteer de wer-
kingsmodus “Semi-automatisch” en zet de dip-switch 1 op “ON”;
b)
zet de
“trimmer TL” halverwege;
c)
voer een complete
Openings-
en
Sluitcyclus
uit en controleer of de ingestelde maximumduur van de
Openings-
of
Sluit-
manoeuvre
voldoende is en of er een marge van 2 of 3 seconden overblijft;
stel zo nodig de “trimmer TL” opnieuw in op de maximumwaarde. Indien
deze maximumduur nog steeds niet voldoende is, dient u de geleidings-
brug TLM die zich in de nabijheid van de trimmer TL bevindt door te snij-
den (
afb. 11
), om zo een “Verlengde werktijd” (TLM) te verkrijgen.
Als u de vertragingsfunctie wilt gebruiken, dient u de trimmer zodanig in te
stellen dat de vertragingsfase begint op 50-70 cm voor het punt waarop
de eindschakelaar in werking treedt.
Een eventuele wijziging van deze parameter zal zichtbaar zijn gedurende
het uitvoeren van de eerste
Openingsmanoeuvre
waar u na de wijziging
een instructie voor verstuurt.
• Pauzetijd (TP)
: in de werkingsmodus “Automatisch” regelt deze para-
meter de tijd die verstrijkt tussen het eind van de
Openingsmanoeuvre
en
het begin van de Sluitmanoeuvre. Om deze parameter in te stellen gaat u
als volgt te werk:
a)
selecteer de werkingsmodus “Automatisch” door de
dip-switch 2 op“ON” te zetten;
b)
stel de “trimmer TP” in naar wens;
c)
om
te controleren of de ingestelde tijd correct is, voert u een complete Ope-
ningsmanoeuvre uit en controleert u de tijd die verstrijkt tot aan het begin
van de Sluitmanoeuvre.
•
Kracht (F)
:
Let op
– De instelling van deze parameter kan aanzienlijke
gevolgen hebben voor de veiligheid van de automatisering, bij het uitvoe-
ren van deze instelling dient u daarom met de grootst mogelijke aandacht
te werk te gaan.
Om deze parameter in te stellen dient u verschillende mogelijkheden uit te
proberen en de gedurende een manoeuvre door de vleugel uitgeoefende
kracht te meten en deze te vergelijken met de waarden die voorzien zijn
door de plaatselijk geldende normen.
Werkingsmodus
Stap-voor-stap (PP)
: deze modus,
die gebruikt wordt in de handbedie-
ningsmodus (persoon aanwezig)
, activeert beurtelings de Openings- en
Sluitmanoeuvre en wanneer de instructie eindigt, stopt de manoeuvre die
aan de gang is.
De manoeuvre stopt, zowel bij de Openings- als bij de Sluitbeweging, ook
als de eindschakelaars in werking treden, bovendien stopt bij de Sluitma-
noeuvre de beweging ook als er geen toestemming is van de veiligheidsin-
richtingen “Foto”. Indien daarentegen ’“ALT” in werking treedt, zowel bij de
Openings- als de Sluitbeweging, stopt de manoeuvre onmiddellijk en
wordt er een korte omkering uitgevoerd.
Wanneer de manoeuvre stopt, moet het versturen van de instructie beëin-
digd worden voordat een nieuwe instructie verstuurd kan worden.
Wanneer daarentegen de modus “Stap-voor-stap” gebruikt wordt in één
van de
automatische modi (“Semi-automatisch”, “Automatisch” of
“Slu it altijd”),
bewerkstelligt het versturen van een instructie de activering,
beurtelings, van de Openings- en Sluitmanoeuvre, een tweede versturing
van een instructie activeert de “Stop”. Indien daarentegen ’“ALT” in wer-
king treedt, zowel bij de Openings- als de Sluitbeweging, stopt de ma -
noeuvre onmiddellijk en wordt er een korte omkering uitgevoerd.
Indien men de automatische werkingsmodus gebruikt, zal er na een Ope-
ningsmanoeuvre een pauze zijn, en na afloop hiervan wordt er een Sluit-
manoeuvre uitgevoerd.
Als gedurende de pauze de veiligheidsinrichtingen “Foto” in werking tre-
den, zal de timer worden teruggezet op een nieuwe Pauzetijd; als gedu-
rende de pauze daarentegen ’“Alt” in werking treedt, wordt de automati-
sche sluitfunctie geannuleerd en wordt een “Stop” geactiveerd.
Gedurende de Openingsmanoeuvre heeft de activering van “Foto” geen
en kele uitwerking; gedurende de Sluitmanoeuvre daarentegen veroorzaakt
hij een omkering van de manoeuvre, vervolgens een pauze en daarna de
Sluitmanoeuvre.
Programmeerbare functies
De besturingseenheid beschikt over een aantal microschakelaars voor de
activering van functies waarmee de automatisering kan worden aangepast
aan de eisen van de gebruiker en waarmee de veiligheid ervan in de ver-
schillende gebruikscondities kan worden verhoogd.
Om de functies te activeren of deactiveren gebruikt u de dip-switch 1 of 2:
om de functies te
activeren
zet u hem op “
ON
” en om de functies te
deactiveren
zet u hem op “
OFF
”.
Sommige van de beschikbare functies hebben te maken met de veiligheid;
ten, indien ze niet gebruikt worden, vrij worden gelaten en, als het meer
dan één ingang betreft, onderling PARALLEL worden geschakeld.
– De contacten moeten absoluut van het mechanische type zijn en losge-
koppeld van willekeurig welk potentiaal, trapaansluitingen zoals die van het
type “PNP”, “NPN”, “Open Collector” etc. zijn niet toegestaan.
4.1 - Eerste inschakeling en controle van de aanslui-
tingen
LET OP!
– Alle hierna in de handleiding beschreven werkzaamheden
worden verricht op elektrische circuits die onder spanning staan, de
manoeuvres kunnen dus gevaarlijk zijn! Ga daarom voorzichtig te
werk.
01.
Geef stroom aan de besturingseenheid en controleer of er tussen de
klemmen 8-9 circa 24 Vac is.
02.
Controleer of de led “
OK
”, na een aantal maal snel geknipperd te heb-
ben, met regelmatige tussenpozen gaat knipperen.
03.
Controleer op dit punt of de led’s die horen bij de ingangen met NC
contacten branden (= alle veiligheden actief) en of de led’s horend bij
de NA ingangen uit zijn (= geen instructie aanwezig).
Als dit niet zo is, dient u de verschillende aansluitingen en de werking
van de verschillende inrichtingen te controleren. De ingang “Halt” (Alt)
zal, wanneer hij in werking treedt zowel de eindschakelaar van de Ope-
ningsbeweging (FCA) als de eindschakelaar van de Sluitbeweging
(FCC) deactiveren.
04.
Controleer de aansluiting van de eindschakelaars: beweeg de hendel
van de eindschakelaar en controleer of de betreffende eindschakelaar
in werking treedt en de bijbehorende led op de besturingseenheid uit
laat gaan.
05.
Ontgrendel de reductiemotor, breng de vleugel van de poort halverwe-
ge het bewegingstraject en vergrendel de reductiemotor vervolgens.
Op deze manier is de vleugel vrij om zowel de Openings- als de Sluit-
beweging uit te voeren.
06.
Controleer of de beweging van de vleugel plaatsheeft in de juiste rich-
ting, zoals door de besturingseenheid wordt gesignaleerd.
Belangrijk
– Het is verplicht deze controle uit te voeren. Als de richting van
de vleugel niet correct is ten opzichte van de signalering door de
besturingseenheid, is het mogelijk dat de automatisering ogen-
schijnlijk goed werkt (de cyclus “Open” is vrijwel gelijk aan de
cyclus “Sluit”), maar in werkelijkheid zouden de veiligheidsinrich-
tingen genegeerd kunnen worden gedurende het uitvoeren van
de Sluitmanoeuvre. In dit geval zouden de veiligheidsinrichtingen
alleen in werking treden gedurende de Openingsmanoeuvre, en
zo hersluiting van de poort tegen het obstakel veroorzaken, met
desastreuze gevolgen!
07.
Controleer of de draairichting van de motor correct is, stuur een korte
impuls naar de ingang PP, de besturingseenheid voert als eerste
manoeuvre altijd een Opening uit, het is dus voldoende om te contro-
leren of de motor in Openingsrichting draait.
Als dit niet het geval is, dient u als volgt te werk te gaan:
a)
maak de besturingseenheid spanningsloos;
b)
draai de voedingsconnector van de motor (
l - afb. 11
) en die van de
eindschakelaar 180° (
g - afb. 11
);
c)
zet op dit punt de besturingseenheid weer onder stroom en herhaal
de controle van punt 07.
De led “
OK
” op de besturingseenheid (
afb. 11
) dient voor het signaleren
van de werkingsstatus van de besturingseenheid:
- 1 knippering met regelmatige tussenpozen van 1 seconde = geeft aan
dat de interne microprocessor actief is en klaar om instructies te ontvan-
gen.
- 1 snelle dubbele knippering = geeft aan wanneer de microprocessor een
verandering van de werkingsstatus van een ingang detecteert (zowel van
een besturingsingang als van de dip-switch van de functies); dit gebeurt
ook als de gedetecteerde verandering geen onmiddellijke gevolgen heeft.
- 1 zeer snelle knippering met een duur van 3 seconden = geeft aan dat de
besturingseenheid onder stroom werd gezet en bezig is met een test om
de werkingsstatus te controleren.
- 1 knippering met onregelmatige tussenpozen = geeft aan dat de test niet
goed verlopen is en dat er een storing aanwezig is.
INSTELLING VAN DE PARAMETERS
5
4
– Nederlands
NL
Summary of Contents for thor1500
Page 2: ......
Page 65: ...10 A B C C D 6 7 8 9 1 2 mm ...
Page 66: ...11 10a a f g q o r h i l m s b n c d e p ...
Page 67: ...1 2 12 13 ...