19
NL
WAARSCHUWINGEN VEILIGHEIDSGORDELS
1.
PAS OP:
Het is belangrijk dat het kind de veiligheidsgordel correct draagt. Als de
veiligheidsgordel is vastgemaakt, moet de heupgordel laag op de heupen zitten en
net de dijen raken. De schoudergordel moet over het midden van de schouder zitten.
Als het kind naar voren leunt of de gordel achter de rug beweegt of onder de arm
plaatst, dan houdt de gordel het kind niet tegen zoals bedoeld.
2.
Zorg ervoor dat er tussen het gordelharnas en uw baby maximaal 1 vinger speelruimte
is (1 cm).
3.
BELANGRIJK:
Alle riemen die het kinderzitje bevestigen in het voertuig moeten strak
zitten, alle gordelriemen rond het kind moeten zijn aangepast aan het lichaam van het
kind, en de riemen mogen niet gedraaid zitten.
4.
BELANGRIJK:
Zorg ervoor dat de heupgordel laag wordt gedragen, zodat het bekken
stevig vastzit.
5.
Trek de veiligheidsgordel
ALTIJD
strak aan om te controleren of deze niet gedraaid
zit.
Gebruik
NOOIT
een veiligheidsgordel die gedraaid zit!
6.
Stel de gordelriemen die bij dit kinderzitje worden geleverd juist af zodat ze goed rond
uw kind passen. Als de riemen niet juist zijn afgesteld, kan het kind bij een ongeval uit
het zitje worden geslingerd.
7.
Als de veiligheidsgordels niet correct worden geplaatst en bevestigd, dan zal het
kinderzitje het kind mogelijk niet beschermen bij een aanrijding.
8.
Zorg ervoor dat het kinderzitje de ontgrendelingsknop van de veiligheidsgordel
NIET
raakt. Door toevallig contact kan de veiligheidsgordel losraken. Draai indien nodig
de ontgrendelingsknop van de veiligheidsgordel weg van het kinderzitje of zet het
kinderzitje op een andere plaats.
9.
Een veiligheidsgordel die niet correct is bevestigd rond het kind kan ertoe leiden dat
het kind tegen het interieur van het voertuig botst bij een aanrijding of plots remmen.
Dit kan ernstig letsel of de dood tot gevolg hebben.
10. Een juist afgestelde riem mag geen speling toelaten. Deze ligt in een relatief rechte lijn
zonder slap te hangen. Deze mag niet in de huid van het kind snijden of het lichaam
van het kind in een onnatuurlijke positie duwen.
11. Gebruik dit kinderzitje
NOOIT
in combinatie met enkel een heupgordel. Gebruik
ALTIJD
veiligheidsgordels die een heup- en schoudergedeelte hebben.
12. De schoudergordel
MOET
op de juiste manier worden geplaatst.
13. De schoudergordel
MAG NIET
over de hals van het kind lopen of van de schouders
van het kind vallen. Als u de schoudergordel niet goed kunt bevestigen halverwege
tussen de schouders en hals van het kind
EN
op of boven de schouder, probeer dan
een andere zitplaats of gebruik het kinderzitje niet.
14.
WURGINGSGEVAAR:
Kinderen kunnen gewurgd worden door loszittende of slechts
deels vastgemaakte gordelriemen.
15. Gebruik
NOOIT
kleding of dekens die verhinderen dat het gordelharnas correct wordt
vastgemaakt. Een niet-vastgemaakt of niet goed vastgemaakt kind kan tijdens een
aanrijding uit het kinderzitje worden geslingerd. Leg eventuele dekens pas over het
kind
NADAT
het gordelharnas correct is vastgemaakt.
16. Dit ECRS-kinderbeveiligingssysteem (hierna “kinderzitje” genoemd) is geschikt voor
voertuigen die voldoen aan de norm ECE R14.
17.
WAARSCHUWING: Dit kinderzitje kan alleen worden gebruikt met ISOFIX-
bevestigingen. Installeer het niet in uw auto als deze niet is uitgerust met een
ISOFIX-bevestigingssysteem!
18.
Bij gebruik van een stoelverhoger:
Dit ECRS-systeem is geschikt voor modellen met
driepuntsgordels en een oprolmechanisme dat voldoet aan de norm ECE R16. Het is
niet geschikt voor modellen die enkel beschikken over tweepuntsgordels. Het kan enkel
worden gebruikt als er een ISOFIX-ankerpunt is geïnstalleerd.