20
EEN VOORAF INGESTELD OEFENPROGRAMMA
TE GEBRUIKEN
1. Begin met fietsen of druk op een van de toet-
sen op het het bedieningspaneel om deze aan
te zetten.
Zie HET APPARAAT AANZETTEN op pagina 18.
2. Selecteer een vooraf ingesteld oefenpro-
gramma.
Om een vooraf
ingestelde oefening
te selecteren, drukt
u herhaaldelijk op
de toets Prestatie-
oefening
[PERFORMANCE
WORKOUTS] of
de toets
Afvaloefening [WT.
LOSS WORK-
OUTS] tot de naam van de gewenste oefening
verschijnt in de display.
De duur van de oefening, de maximale snelheid
[SPEED] en een profiel van de weerstandinstellin-
gen [RESISTANCE] van het programma zullen op
de display worden weergegeven.
3. Begin te fietsen om het oefenprogramma te
starten.
Elke oefening is verdeeld in 20, 30, of 45 seg-
menten van 1 minuut. Een weerstand- en één
tempo-instelling is voor elk segment geprogram-
meerd. Opmerking: u kunt hetzelfde weerstand-
en/of doeltemponiveau programmeren voor opeen-
volgende segmenten.
Het weerstandsniveau voor het eerste segment
verschijnt in het display en de doelsnelheid voor
het eerste segment zal een paar seconden in het
display knipperen.
Tijdens de oefening zal het oefeningprofiel uw
vooruitgang laten zien (zie de tekening hierboven).
De flikkerende balk van het profiel stelt het huidige
oefeningsegment voor. De hoogte van het knip-
perende segment geeft de weerstand van het
huidige segment aan.
Aan het einde van elke segment van de oefening,
zult u een aantal tonen horen en het volgende
segment zal beginnen te flikkeren. Als er een
andere weerstand- en/of doelsnelheid zijn gepro-
grammeerd voor het volgende segment, dan zal
dit een paar seconden lang in de display verschij-
nen om u te waarschuwen. De weerstand van de
pedalen zal dan veranderen.
Houd uw fietssnel-
heid dichtbij de
doelsnelheid tijdens
de oefening voor
het huidige seg-
ment. Aan het begin
van elke segment zal de doelsnelheid voor het
segment in het display knipperen.
BELANGRIJK: de doelsnelheid is uitsluitend
bedoeld om u te motiveren. Uw feitelike tempo
kan langzamer zijn dat de doelsnelheidin-
stellingen. Zorg ervoor dat u op een tempo
fietst dat aangenaam voor u is.
Wanneer het weerstandsniveau voor het huidige
segment te hoog of te laag ligt kunt u de instelling
handmatig veranderen door op de toetsen
Weerstand drukken.
BELANGRIJK: de pedalen
zullen, wanneer het huidig segment van de
workout eindigt, automatisch aan de gepro-
grammeerde weerstandsinstelling van het
volgend segment aangepast worden.
De oefening gaat zo verder tot het laatste
onderdeel is uitgevoerd. Om het programma te
stoppen, moet u gewoon stoppen met lopen. U
zult een toon horen en de tijd stopt. Om de oefen-
ing opnieuw te starten, moet u gewoon beginnen
te fietsen.
4. Volg uw vorderingen op de display.
Zie stap 4 op pagina 18.
5. Uw hartslag meten als u dat wilt.
Zie stap 5 op pagina 19.
6. De ventilator aanschakelen als u dat wilt.
Zie stap 6 op pagina 19.
7. Als u klaar bent met de oefening, haalt u de
stekker eruit.
Zie stap 7 op pagina 19.
Profiel