5) Maak vervolgens de onderste hoofdband
aan beide kanten net vast genoeg opdat het
ademhalingsmasker onder de kin blijft (Zie
Figuur 8).
OPMERKING
6) Als u voordien uw oogbescherming verwi-
jderd heeft, zet die dan nu terug op.
3.1 PASVORM TESTEN
Dit ademhalingsmasker bestaat in drie maten; large, medium en small.
De meeste gezichten kunnen de medium dragen, hoewel voor mensen
met kleine gezichten een small beter zal passen, en voor mensen met
grote gezichten een large.
3.1.1 EERSTE PASVORMTEST
Niemand zou een ademhalingsmasker moeten dragen tenzij hij/zij een
pasvormtest ondergaan heeft en de resultaten van de test aantonen
dat het gezichtsmasker goed past.
Pasvormtesten dienen tenminste éénmaal per jaar uitgevoerd te wor-
den en zelfs vaker in geval van factoren zoals gewichtsverandering of
tandheelkunde die de pasvorm van het ademhalingsmasker kunnen
beïnvloeden.
3.1.2 REGELMATIGE PASVORMCONTROLES
Elke keer voordat de drager van het ademhalingsmasker een ruimte
met gevaarlijke atmosferen betreedt en regelmatig tijdens het dragen
in die ruimte, dient de dichtheid van het gezichtsmasker op het
gezicht van de drager gecontroleerd te worden met behulp van een
pasvormcontrole door negatieve of positieve druk. Indien nodig, moet
de positie van het gezichtsmasker op het gezicht van de drager en/of
de spanning van de hoofdbanden aangepast worden.
Voor de juiste positie en gemak,
dient eerst de bovenste hoofd-
band en dan de onderste
aangepast te worden.
FIGUUR 8
De onderste hoofdband
aanpassen
NL
57