51
51
N
L
warmde voeding. Daarom is nauwkeurig
afmeten belangrijk.
2. Vul het afgemeten water in de flessenwarmer
(afb. A).
3. Zet het
open
flesje of het
open
potje in
houder
(afb. B).
4. Plaats indien mogelijk de ring
over het
flesje, om het naar buiten komen van de
waterdamp te beperken (afb. B).
5. Controleer, of u de passende bedrijfsmodus
hebt ingesteld (zie „5.1 Bedrijfsmodus selec-
teren, in- en uitschakelen“ op pagina 49).
6. Verbind het apparaat met de stroomvoorzie-
ning passend bij de geselecteerde bedrijfs-
modus (zie afb.. C):
– Steek de stekker van de aansluit-
kabel
in een contactdoos, die
overeenkomt met de technische
gegevens.
– Steek de autokabel
in de 12 V-
contactdoos van het voertuig.
7. Druk kort op de startknop
tot de
Het apparaat begint nu het water te verdam-
pen en daarmee de voeding te verwarmen.
Zodra al het water verdampt is, wordt het
apparaat automatisch uitgeschakeld en gaat
de lichtring
uit.
Aanwijzing:
Het apparaat kan met de start-
knop
niet uitgeschakeld worden. Voortijdig
uitschakelen is alleen mogelijk door de stek-
ker uit de contactdoos te trekken.
8. Verwijder het flesje of het potje m.b.v. de
Aanwijzingen:
– Als de babyvoeding niet warm genoeg is,
vul dan wat meer water in het apparaat als
u de volgende keer verwarmt.
– Als de babyvoeding te heet wordt, vul dan
wat minder water in het apparaat als u de
volgende keer verwarmt.
– Bij gebruik via het boordnet van het voer-
tuig moet vanwege het geringere verwar-
mingsvermogen (100
W) met duidelijk
langere verwarmingstijden rekening wor-
den gehouden.
9.
Na het verwarmen:
Roer de inhoud van het
potje om resp. schud het flesje licht. Voordat
u uw kind voert, controleert u op uw pols, of
de voedingstemperatuur geschikt is voor uw
baby. Zinvol is ca. 37 °C, in overeenstem-
ming met uw eigen lichaamstemperatuur.
10. Om het apparaat uit te scha-
in de stand "OFF".
11. Scheid het apparaat van de stroomvoorziening.
12. Laat het apparaat
minimaal 15 minuten
afkoelen, voordat u het opnieuw gebruikt.