Nederlands
58
Ga voor gebruik na of de testkabel en het toestel onbeschadigd zijn en
probleemloos functioneren. (bv. aan bekende spanningsbronnen).
Het toestel mag niet meer gebruikt worden als de behuizing of de
testkabels beschadigd zijn, als een of meerdere functies uitvallen, als er
geen werking meer wordt weergegeven of als u vermoedt, dat er iets niet
in orde is.
Als de veiligheid van de gebruiker niet kan worden gegarandeerd, moet
het toestel buiten bedrijf worden gezet en tegen gebruik worden
beveiligd.
Bij het gebruik van dit toestel mogen de testkabels uitsluitend aan de
grepen achter de vingerbescherming worden aangeraakt - de testtoppen
niet aanraken.
Aard nooit bij het uitvoeren van elektrische metingen. Raak in geen geval
vrijliggende
metalen
buizen,
armaturen
enz.
aan,
die
een
aardingspotentiaal kunnen hebben. Zorg voor isolatie van je lichaam door
droge kleding, rubberen schoenen, rubberen matten of andere
gecontroleerde isolatiematerialen.
Stel het toestel zo op, dat het bedienen van scheidingsinrichtingen naar
het net niet moeilijker wordt.
Stel de draaischakelaar altijd voor het begin van de meting in op het
gewenste meetbereik en zet de meetbereiken correct vast.
Als het meetbereik tijdens het meten veranderd moet worden, koppel de
testpunten dan eerst los van het te meten circuit.
Laat nooit spanningen of stroom toe aan het meettoestel als die de
maximale waarde overschrijden die op het toestel zijn aangegeven.
Sluit de kabel van het meettoestel nooit op een spanningsbron aan terwijl
de draaiknop op stroomsterkte, weerstand of diodetest is ingesteld. Dat
kan leiden tot beschadiging aan het toestel.
Verwijder de batterij onmiddellijk zodra het batterijsymbool op het
schermpje verschijnt.
Schakel altijd uit het toestel en de test leads uit alle bronnen van spanning
te verwijderen alvorens het apparaat om te wisselen van de accu of de
zekering te openen.