15
NL/BE
VOORZICHTIG! LETSELGEVAAR!
Let op
rondvliegende spanen en splinters. Er is kans
op verwondingen.
Houd het product uit de buurt van kinderen.
Bewaar het product buiten het bereik van
kinderen.
Controleer het product voor elk gebruik op
eventuele beschadigingen. Gebruik het niet
als u beschadigingen hebt geconstateerd.
Controleer altijd voor gebruik of alle schroe-
ven van het product goed vastzitten.
Gebruik het product op een stabiele, vlakke
en onbeschadigde ondergrond (bijv. een
werkbank).
Verbreek altijd de verbinding met het stroom-
net als u met instelwerkzaamheden begint en
als u een pauze neemt.
Om het veilig werken te garanderen, moet de
boormachinestandaard op een werkbank of
een stabiele, tegen omvallen beveiligde on-
dergrond worden gemonteerd. Maak hier-
voor gebruik van de schroefgaten
5
in de
grondplaat
6
.
Montage
Opmerking:
voor de montage- en instelwerk-
zaamheden hebt u een 5 mm binnenzeskants-
leutel (meegeleverd) nodig.
Verbind de kolom
7
met de grondplaat
6
.
Zet de schroef vast (zie afb. A). Bevestig ver-
volgens de hefboomkop
9
op de kolom door
de bout
12
vast te draaien.
Monteer de hefboom
2
aan de hefboomkop
(zie afb. B). Zet de bouten en moeren zo ste-
vig mogelijk vast.
Monteer de werkstukklem
13
op de grond-
plaat. Verbind hiervoor de schroeven door
de beide sleuven
14
met de geleidesleuven
4
van de grondplaat (zie afb. C).
Opmerking:
door het verschuiven in de
geleidesleuven en de sleuven kan de werk-
stukklem exact worden uitgelijnd.
Werkstuk vastklemmen
Houd de snelspanknop
16
ingedrukt en trek
het vastzetmechanisme
15
tot aan de aanslag
terug (zie afb. D).
Plaats het werkstuk in de werkstukklem
13
.
Druk de snelspanknop in en schuif het vastzet-
mechanisme met de klembek
17
tot aan het
werkstuk.
Zet het werkstuk vast door het vastzetme-
chanisme
15
met de klok mee te draaien
(zie afb. E).
Boormachine vastklemmen en
afstellen
Plaats de boormachine met de spanhals in de
boormachinebevestiging
3
en schroef deze
vast (zie afb. F).
Plaats een geschikte boor in de boorhouder.
Draai de bout
12
los (zie afb. G).
Verplaats de hefboomkop
9
met vastgeklemde
boormachine op de kolom
7
totdat de boor
het werkstuk bijna raakt.
Zet de bout
12
en moeren zo stevig mogelijk
vast.
Boordiepte instellen
Maak de aanslag
8
een beetje los en schuif
deze tot aan de hefboomkop
9
(zie afb. H).
Maak de vastzetschroef
10
los door deze te-
gen de klok in te draaien (zie afb. H).
Let erop dat de pen
1
hierbij los komt en tot
aan de aanslag naar beneden glijdt.
Beweeg de hefboom
2
naar beneden en
lees de gewenste boordiepte af op de boor-
dieptemaat met weergave
11
. Bevestig daar-
bij de vastzetschroef
10
door deze met de
klok mee vast te draaien (zie afb. I).
Controleer of de pen
1
is ingesteld op de
gewenste boordiepte en de vastzetschroef
10
is vastgezet. Stel ook de aanslag
8
in op de
gewenste boordiepte (zie afb. I).