NL
60
NL
61
j)
Zorg ervoor dat de accessoires compa-
tibel zijn voordat u ze gebruikt.
k)
Lees de bedieningshandleiding van
eventuele accessoires of luchtgereed-
schappen vóór gebruik goed door en
zorg dat u deze begrijpt.
l)
Gebruik het elektrisch gereedschap en
accessoires in overeenstemming met
deze instructies, en houd rekening met
de werkomstandigheden en het uit te
voeren werk.
Het gebruik van elektrisch
gereedschap voor andere doeleinden dan
waarvoor bedoeld kan tot gevaarlijke situ-
aties leiden.
5 SERVICE
a)
Onderhoud van gereedschap mag al-
leen worden uitgevoerd door gekwali-
ficeerde personen.
Service of onderhoud
door onbevoegd personeel kan leiden tot
verwondingen
b)
Koppel de stroomtoevoer los, open de
condensafvoerklep om de tank te de-
comprimeren, laat het water weglopen
en laat de luchtcompressor afkoelen
alvorens onderhoud te plegen.
Draai de
knop van de drukregelaar volledig linksom
nadat u de compressor hebt uitgeschakeld.
c)
Gebruik bij onderhoud alleen identieke
vervangingsonderdelen.
Volg de instruc-
ties in het hoofdstuk Onderhoud van deze
handleiding. Het gebruik van niet-toege-
stane onderdelen of het niet opvolgen van
onderhoudsinstructies kan verwondingen
opleveren.
6 SPECIALE VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN
1.
Ken uw luchtcompressor. Lees de be-
dieningshandleiding zorgvuldig door.
Leer de toepassingen en beperkingen,
evenals de specifieke potentiële gevaren
met betrekking tot dit gereedschap. Het
volgen van deze regel zal het risico op
brand, elektrische schok of persoonlijk let-
sel beperken.
2.
Het vochtreservoir na dagelijks gebruik
aftappen.
Als het apparaat een tijdje niet
wordt gebruikt, kunt u het beste de af-
tapkraan open laten totdat deze wordt
gebruikt. Hierdoor kan het vocht volledig
worden afgevoerd en wordt corrosie aan
de binnenkant van de tank voorkomen.
3.
Gevaar voor brand of explosie!
Spuit
geen ontvlambare vloeistoffen. De spuit-
ruimte moet goed geventileerd zijn. Houd
de compressor uit de buurt van de spuit-
ruimte en alle explosieve dampen.
4.
Wanneer gebruikt in combinatie met
spuitaccessoires (bijv. een verfspuit-
pistool): Houd afstand tot het apparaat
tijdens het vullen van spuitapparatuur
en spuit nooit in de richting van de
compressor zelf.
5.
Gevaar voor openbarsten.
Stel de rege-
laar niet zodanig in dat de uitgangsdruk
hoger wordt dan de aangegeven maximale
druk van het hulpstuk en/of het voorwerp
dat wordt opgepompt. Gebruik nooit een
druk die hoger is dan 10 bar.
6.
Gebruik regelmatig een manometer tij-
dens het oppompen van een voorwerp
om de luchtdruk te controleren.
7.
De machine moet worden aangesloten
op een stroomonderbreker (zekering
of stroomonderbreker).
De beveiligings-
inrichting moet op 7 A stroom worden
ingesteld en de gebruiker moet de nodige
tests uitvoeren volgens artikel 18.2.2 van
EN 60204-1:2006 om te controleren of de
beveiligingsinrichting geschikt is voor ge-
bruik.
8.
Vermijd om koude of hete oppervlak-
ken aan te raken.
Tijdens het gebruik
wordt de cilinderkop opgewarmd en koelt
de uitlaat af.
9.
Stel het apparaat niet bloot aan regen
(water) of stof, maar bewaar het bin-
nenshuis om het risico van een elektri-
sche schok te beperken.
10.
Controleer de tank vóór gebruik op
roest, gaatjes of andere onvolkomen-
heden die de tank onveilig kunnen ma-
ken.
Nooit lassen of gaten in de luchttank
boren.
11.
Zorg ervoor dat de slang vrij is van ob-
structies of knikken.
Verstrikte of ge-
knelde slangen kunnen evenwichtsverlies
veroorzaken en kunnen beschadigd raken.
12.
Gebruik de luchtcompressor alleen
voor het doel waarvoor deze is be-
stemd.
Wijzig of verander het apparaat
niet ten opzichte van het oorspronkelijke
ontwerp of de oorspronkelijke functie.
13.
Wees u er altijd van bewust dat mis-
bruik en onjuist gebruik van dit ap-
paraat letsel kunnen toebrengen aan
uzelf en anderen.
14.
Stap nooit op de compressor of ga er
niet op staan.
Het volgen van deze regel
zal het risico op persoonlijk letsel beper-
ken.
15.
Laat het apparaat nooit onbeheerd ach-
ter als de opgerolde luchtslang is be-
vestigd.
16.
Gebruik dit apparaat niet als het geen
leesbaar waarschuwingslabel bevat.
17.
Gebruik geen gereedschap of slang
meer die lucht lekt of niet goed werkt.
18.
Trek altijd eerst de stekker uit het stop-
contact en ontkoppel de luchttoevoer
voordat u aanpassingen maakt, onder-
houd pleegt aan een apparaat of wan-
neer een apparaat niet in gebruik is.
19.
Probeer de luchtcompressor niet aan
de slang te trekken of te dragen.
20.
Het is mogelijk dat uw apparaat meer
lucht nodig heeft dan deze luchtcom-
pressor kan leveren.
21.
Volg altijd alle veiligheidsregels op die
door de fabrikant van uw luchtgereed-
schap worden aanbevolen, naast alle
veiligheidsregels voor de luchtcom-
pressor.
Het volgen van deze regel zal het
risico op persoonlijk letsel beperken.
22.
Richt een persluchtstraal nooit op men-
sen of dieren.
Zorg ervoor dat u geen stof
of vuil naar uzelf of naar anderen blaast.
Het volgen van deze regel zal het risico op
persoonlijk letsel beperken.
23.
Gebruik deze luchtcompressor niet om
chemicaliën te spuiten.
Door het inade-
men van giftige dampen kunnen uw longen
beschadigd raken. Een ademhalingstoestel
kan nodig zijn in stoffige omgevingen of bij
het spuiten van verf. Niet dragen tijdens
het schilderen.
24.
Controleer de gereedschapssnoeren
en -slangen regelmatig en indien ze
beschadigd zijn, laat deze repareren
bij het dichtstbijzijnde HORNBACH ser-
vice-center.
Blijf u voortdurend bewust
van de plaats van het snoer. Het volgen van
deze regel zal het risico op brand, elektri-
sche schok of persoonlijk letsel beperken.
25.
Controleer beschadigde onderdelen.
Voordat u de luchtcompressor of het lucht-
gereedschap verder gebruikt, moet u een
beschadigde beschermer of ander bescha-
digd onderdeel zorgvuldig controleren om
er zeker van te zijn dat deze correct werkt
en de beoogde functie vervult.
26.
Kijk of bewegende delen goed zijn uit-
gelijnd, of bewegende delen zijn vastge-
lopen, of er onderdelen zijn gebroken/
defect zijn; controleer de bevestiging
en andere zaken die van invloed op de
werking kunnen zijn.
Een beschermer of
ander onderdeel dat beschadigd is, moet
naar behoren worden gerepareerd of ver-
vangen door een geautoriseerd service-
centrum tenzij anders aangegeven in deze
handleiding. Het volgen van deze regel zal
het risico op brand, elektrische schok of
persoonlijk letsel beperken.
27.
Zorg ervoor dat uw verlengsnoer in
goede staat is.
Wanneer u een verleng-
snoer gebruikt, moet u er één gebruiken
die zwaar genoeg is om de stroom door te
laten die uw product zal opnemen. Voor
een verlengsnoer met een lengte van
7,6 m of minder wordt een draadmaat
van minstens 1,5 mm
2
aanbevolen. Voor
een verlengsnoer met een lengte van tot
20 m wordt een draadmaat van minstens
2,5 mm
2
aanbevolen. Een verlengsnoer
met een lengte van meer dan 20 m wordt
afgeraden. Gebruik in geval van twijfel de
volgende zwaardere maat. Hoe kleiner het
nummer van de maat, hoe zwaarder het
snoer. Een ondermaats snoer kan leiden
tot een daling van de netspanning, wat kan
leiden tot stroomuitval en oververhitting.