De eenfasige elektrische pompen behoeven voor hun werking een condensator met kenmerken volgens de onderstaande tabel:
serie
Kenmerken hoofdcondensator
Kenmerken startcondensator
DV150/DM160/DTR150/DC160
C=35 µF / 450 V
DV200/DM210/DTR200/DC210
C=50 µF / 450 V
DTR150 (met maalsysteem)
C=35 µF / 450 V
C=85 µF / 480 V inschakeltijd/tijd voor
herstart: 1,5” / 6”
DTR200 (met maalsysteem)
C=50 µF / 450 V
C=85 µF / 480 V inschakeltijd/tijd voor
herstart: 1,5” / 6”
De hulpcondensator (startcondensator) zal parallel geschakeld zijn met de hoofdcondensator en heeft tot doel om alleen tijdens
de start het startkoppel te verhogen.
De elektrische aansluiting van de condensator(en) moet worden uitgevoerd door gekwalificeerd personeel en in overeenstem-
ming met het schema aangegeven op de sticker op de voedingskabel.
In ieder geval, zowel voor drie- als eenfasige elektropompen, is een vaste aansluiting op het elektriciteitsnet noodzakelijk; instal-
leer daarnaast een adequate elektrische beveiliging (gekalibreerde stroomonderbreker die in de vaste bekabeling geïntegreerd
is) om een alpolige loskoppeling van het elektriciteitsnet te kunnen garanderen.
De maximale tolerantie tussen daadwerkelijke elektrische voedingsspanning en de nominale waarde van het typeplaatje van de
elektropomp is ±10% voor driefasige elektropompen en ±6% voor eenfasige elektropompen.
10 Start en werking (Afb 5)
Voordat de elektrische pomp wordt geïnstalleerd, moet op de niet elektrisch aangesloten machine gecontroleerd worden of de
as vrij kan draaien: handel hiervoor via de inlaatopening met een gereedschap op de waaier (of, in het geval van elektrische
pomp model DTR, op het roterende gedeelte van het maalsysteem); maak bij deze handeling gebruik van geschikte persoonlijke
beschermingsmiddelen.
In geval van driefasige elektrische pompen
moet de correcte draairichting gecontroleerd worden:
van boven de machine
moet de draairichting rechtsom zijn (op de elektrische pomp aangegeven met een pijl in de nabijheid van de uitlaatopening); om
dit voorafgaand aan de installatie uit te voeren, moet de elektrische pomp geheven worden met een geschikt hefmiddel en moet
de motor enkele seconden draaien (inschakeling en uitschakeling): als de draairichting correct is, zal de elektrische pomp een
terugslag linksom ondergaan.
Zorg er tijdens deze controle voor dat de machine zich op voldoende afstand bevindt tot personen, dieren of voorwerpen. Is de
draairichting niet juist dan moeten twee fasen van de voedingsaansluiting onderling worden omgewisseld.
Eenfasige elektropompen worden gekenmerkt door één enkele draairichting die af fabriek is ingesteld.
Uitvoering met vlotter:
de rechtstreeks op de elektrische pomp aangesloten vlotterschakelaar bestuurt de in- en uitschakeling
ervan. Pas, indien nodig, de lengte van de kabel van de vlotter aan; zorg er echter voor dat een te lange kabel niet de droogloop
van de pomp en dus de oververhitting van de motor veroorzaakt. Controleer of de vlotterschakelaar vrij kan bewegen en zorg
ervoor dat de putten geschikte afmetingen hebben (zie hfdst. 8 Installatie). Controleer of de elektrische pomp binnen zijn bereik
van nominale prestaties functioneert, zoals aangegeven op het typeplaatje; is dit niet het geval dan moeten de afsluitklep op de
persleiding worden afgesteld.
Uitvoering zonder vlotter:
start de pomp alleen als hij is ondergedompeld in de te verpompen vloeistof; controleer de minimale
aanzuigdiepte van de geïnstalleerde machine.
N.B. voor beide uitvoeringen, met of zonder vlotter, moet de elektrische motor voor een continubedrijf van de pomp
volledig zijn ondergedompeld in de te verpompen vloeistof.
11 Onderhoud
Vóór iedere vorm van onderhoud en/of reparatie aan het apparaat, dient de stroomvoorziening te worden uitgescha-
keld.
Voor elektrische pompen model DP, DPV, DX, DG, DH en DB: koppel de bijgeleverde voedingskabel los; alle andere
elektrische pompen moeten worden losgekoppeld door middel van de stroomonderbreker (geïnstalleerd door de gebruiker).
Let bijzonder goed op voor de scherpe delen van het maalsysteem (modellen DTR). Onder geen beding mag de pomp uit de te
verpompen vloeistof verwijderd worden terwijl hij nog functioneert.
Alle ingrepen op de elektrische pompen moeten worden uitgevoerd door gespecialiseerd personeel met voldoende kennis en
met gebruik van specifieke apparatuur.
Serie DP, DPV, DX, DG, DH, DB
Onder normale gebruiksomstandigheden behoeven deze pompen geen bijzonder onderhoud; de demontage, ook van afzon-
derlijke onderdelen, wordt afgeraden omdat dit de werking van de machine kan aantasten. Wanneer er, in geval van langdurige
stilstand van de machine, gevaar op vorst bestaat, moeten het pomphuis en alle leidingen geheel geledigd worden en moet de
machine vervolgens uit het water verwijderd worden en op het droge worden opgeslagen. De modellen DX, DG, DH en DB zijn
uitgerust met elektrische motor en mechanische afdichting die zijn ondergedompeld in biologisch afbreekbare hydraulische olie
(Fina Biohydran RS 38 of soortgelijk): let in deze gevallen goed op omdat deze olie overdruk en/of overtemperatuur kan hebben
ten opzichte van de externe omgeving. Verder vormt de gebruikte olie geen bijzondere risico’s en bevat hij geen stoffen die
gevaarlijk zijn voor de gezondheid: in geval van contact met de huid is het voldoende om de betreffende zones goed te wassen
met water.
Serie DV, DM, DC, DTR
Om een lange levensduur te garanderen, moeten de elektrische pompen onderworpen worden aan periodiek onderhoud: wij
raden aan om de onderstaande controles om de 250-300 bedrijfsuren of ten minste tweemaal per jaar uit te voeren:
NL
- VERTALING VAN DE ORIGINELE TAAL
42
Summary of Contents for Digibino DB 100
Page 1: ...DV DM DC DTR...
Page 124: ...124...
Page 125: ...125...
Page 126: ...126...
Page 127: ...5 6 7 127...