DE
IT
NL
ES
FR
EN
petsafe.com
83
Draadbreuklocatietest
Hieronder staan de plaatsen waar breuken in de grensdraad vaak optreden. Controleer deze plaatsen op
tekenen van schade.
Draadbreuken in het getwiste paar treden doorgaans op:
1. bij het punt waar de draad het huis verlaat;
2. waar het getwiste draadpaar de grond in gaat vanuit het huis, doorgaans veroorzaakt door trimmers;
3. waar de draden stoepen of opritten kruisen, als gevolg van randen en trimmers;
4. rond tuinen en bloemperken als gevolg van het graven in of het omspitten van de aarde.
Draadbreuken in de grensdraad treden doorgaans op:
1. in beluchte gazons;
2. waar de draden stoepen of opritten kruisen, als gevolg van randen en trimmers;
3. rond tuinen en bloemperken als gevolg van het graven in of het omspitten van de aarde;
4. bij draadverbindingen waar geen met gel gevulde capsules zijn gebruikt;
5. bij draadverbindingen zonder extra knopen.
Als u de breuk in de grensdraad nog steeds niet kunt vinden:
1. Ontkoppel de omheiningszender.
2. Sluit beide uiteinden van uw ineengedraaide grensdraad aan op één aansluiting van de zender.
3. Knip een testdraad die even lang is als de helft van de lengte van uw totale grensdraad.
4. Sluit één uiteinde van de testdraad aan op de andere grensdraadaansluiting op de zender.
5. Lokaliseer het middenpunt van uw grens en knip de grensdraad door.
6. Verbind het andere uiteinde van de testdraad aan één van de uiteinden van de grensdraad waar u deze
doormidden hebt geknipt.
7. Sluit de omheiningszender aan op de stroom en controleer het luscontrolelicht. Als het luscontrolelicht aan is,
kunt u er vanuit gaan dat de breuk zich in de andere helft van de grensdraad bevindt.
8. Als het luscontrolelicht niet gaat branden, kunt u er vanuit gaan dat de breuk in dit deel van de
grensdraad zit. Er bestaat echter een kleine kans dat u meer dan één draadbreuk in uw systeem heeft.
Om zeker te zijn, controleert u beide helften van de gehele lus.
9. Vervang de beschadigde grensdraad met nieuw grensdraad.
10. Sluit de grensdraad opnieuw aan op de zender.
11. Controleer het luscontrolelicht. Als het luscontrolelicht aangaat, test het systeem dan met
de ontvangerhalsband.