Zonnestroom Laadregelaar CML05-2, CML08-2, CML10-2, CML15-2, CML20
Gebruikershandleiding Nederlands, Page 1
Geachte klant,
Dank u wel voor de aanschaf van dit Phocos product. Met uw nieuwe CML regelaar
beschikt u over een ultramodern apparaat dat is ontworpen volgens de laatste
technische standaarden. Het bevat een aantal bijzondere kenmerken, zoals:
Helder afleesbare weergave van de ladingstoestand
Geluidssignaal wanneer de ladingstoestand verandert
Diepontlaadbeveiliging (uitschakeling bij laag voltage) gestuurd door ladingstoestand
of voltage
16 mm² aansluitklemmen
Volledige elektronische beveiliging
Deze handleiding bevat belangrijke aanwijzingen voor installatie, gebruik en
programmering, en voor probleemoplossing. Het is in uw belang om deze handleiding,
en in het bijzonder de achterin vermelde veiligheids- en gebruiksadviezen, zorgvuldig
door te nemen.
Functiebeschrijving
De regelaar dient ter bescherming van de accu tegen overladen door het
zonnepaneel, en tegen diepe ontlading door aangesloten apparatuur. De
laadkarakteristiek behelst meerdere fasen, met inbegrip van automatische aanpassing
aan de omgevingstemperatuur.
De regelaar stelt zich automatisch in op een systeemvoltage van 12V of 24V.
De regelaar beschikt over een aantal veiligheids- en weergavefuncties.
Plaatsing en aansluiting
Het apparaat dient uitsluitend binnen te worden gebruikt. Het apparaat dient te
worden beschermd tegen weersinvloeden zoals direct zonlicht of vochtigheid. De
regelaar behoort niet te worden gebruikt in vochtige ruimten, zoals bijv. badkamers.
Ter bepaling van het laadvoltage meet de regelaar de omgevingstemperatuur. De
regelaar en de accu dienen zich in dezelfde ruimte te bevinden.
Aangezien de regelaar in bedrijf warmte genereert, dient deze te worden gemonteerd
op een niet ontvlambare ondergrond.
OPMERKING: Ter voorkoming van installatiefouten dient u de regelaar op de
volgende wijze aan te sluiten.
1
Kies het juiste type schroeven voor het betreffende wandtype,
en bevestig de regelaar aan de muur. Gebruik 4 mm schroeven
met eenkopdiameter van max. 8 mm, en niet van het type met
ingezonken kop. Denk eraan dat de schroeven tevens worden
belast met de trekkracht van de bedrading.
Houd de ventilatieopeningen aan de zijkant van het apparaat
vrij.
Een DIN railbevestigingsplaat is verkrijgbaar als extra accessoire (CX-DR2). Hiermee
kan de regelaar worden bevestigd op een standaard 35mm DIN rail. Verwijder de
schroeven aan de achterzijde van de regelaar en schroef de bevestigingsplaat met de
(lange) bevestigingsschroef vast op de achterzijde van de regelaar.
2
Sluit de accukabels aan op de accu, met de juiste polariteit. Om
spanning op de kabels te voorkomen bevestigt u eerst de
regelaar en vervolgens de accu. Neem de aanbevolen
kabellengte in acht (van min 30 cm tot max ca. 100 cm) en de
kabeldoorsnede:
CML05: min 2,5 mm²
CLM08: min 4 mm²
CML10: min 6 mm²
CML15, CML20: min 10 mm²
Onjuiste polariteit resulteert in een permanent
waarschuwingssignaal.
WAARSCHUWING: In geval van ompoling van de accu zijn de lastaansluitpunten
van de regelaar eveneens omgepoold. Sluit geen apparatuur aan in deze situatie!
OPMERKING: Neem a.u.b. de adviezen van de accufabrikant ter harte. Ter
voorkoming van kortsluiting in de accubedrading bevelen wij ten strengste aan om
direct op de accupoolklem een zekering aan te brengen. De zekering dient te
corresponderen met de nominale stroom van de regelaar:
CML05: 20A, CML08: 20A, CML10: 30A, CML15: 30A, CML20: 40A
3
Verbind de kabels van het zonnepaneel, met de juiste polariteit.
Om spanning op de kabels te voorkomen bevestigt u eerst de
regelaar en vervolgens het zonnepaneel. Neem de aanbevolen
kabeldoorsnede in acht:
CML05: min 2,5 mm²
CLM08: min 4 mm²
CML10: min 6 mm²
CML15, CML20: min 10 mm²
OPMERKING: plaats de positieve en negatieve kabel dicht naast elkaar om de kans op
elektromagnetische effecten te verkleinen.
OPMERKING: zonnepanelen leveren stroom zodra ze worden blootgesteld aan
zonlicht. Neem in elk geval de aanbevelingen van de fabrikant van de zonnepanelen ter
harte.
4
Sluit de kabels naar de apparatuur aan, met de juiste polariteit.
Om spanning op de kabels te voorkomen bevestigt u eerst de
apparatuur en vervolgens de regelaar. Neem de aanbevolen
kabeldoorsnede in acht:
CML05: min 2,5 mm²
CLM08: min 4 mm²
CML10: min 6 mm²
CML15, CML20: min 10 mm²
Aarden van het zonnesysteem
Houd in het oog dat de positieve
aansluitpunten van de CML regelaar intern
verbonden zijn, en hetzelfde elektrische
potentiaal hebben. Indien aarding noodzakelijk
is, dient dit te worden uitgevoerd op de
positieve kabels.
OPMERKING: Indien het apparaat wordt gebruikt in een voertuig met de accu negatief
op het chassis, dienen op de regelaar aangesloten apparatuur en zonnepanelen
nimmer in contact te staan met de massa van het voertuig, aangezien dit zal leiden tot
kortsluiting van de diepontlaadbeveiligings- en zekeringfunctie van de regelaar.
Het opstarten van de regelaar
Zelftest
Zodra de regelaar wordt voorzien van stroom via de accu of het zonnepaneel, voert
het automatisch een zelftestroutine uit. Vervolgens verschijnt de weergave voor
normaalbedrijf.
Systeemvoltage
De regelaar herkent zelfstandig de accuspanning en stelt zich automatisch in op een
systeemvoltage van 12V of 24V.
Zodra de spanning bij het opstarten 20,0 V overschrijdt, stelt de regelaar zich af op 24
V.
Indien het accuvoltage zich bij het opstarten niet bevindt binnen het normale bereik
(ca. 12 tot 15,5 V of ca. 24 tot 31 V) wordt een statusweergave getoond conform de
PROBLEEMsectie.
Accutype
De regelaar is vooringesteld voor gebruik met loodaccu's met vloeibaar elektrolyt.
Wanneer u voornemens bent om een loodaccu met vast elektrolyt te gebruiken
('geltype' of 'vliestype') kunt u de laadkarakteristiek navenant aanpassen (zie
"Instellingen"). De egalisatielading is dan gedeactiveerd.
Neem bij twijfel contact op met uw leverancier.
Aanwijzingen voor gebruik
Bij normaalbedrijf genereert de regelaar warmte.
Bij normaalbedrijf behoeft de laadregelaar geen bijzonder onderhoud. Verwijder
regelmatig stof met een droge doek.
Het is belangrijk dat de accu regelmatig (minstens één keer per maand) volledig wordt
opgeladen. De loodaccu zal anders permanente schade oplopen.
De laadregelaar is alleen dan in staat de accu volledig op te laden, wanneer niet
tegelijkertijd te veel energie wordt onttrokken. Houd dit a.u.b. in gedachten wanneer u
aanvullende apparatuur op de zonne-installatie aansluit.
Weergavefuncties
De regelaar is uitgerust met 5 LED's en een akoestisch waarschuwingssignaal.
Ladingsweergave
Ladingstoestandweergave
Lastweergave
Bij normaalbedrijf toont de regelaar de ladingstoestand van de accu en van de
zonnepanelen. Een overgang van de ene ladingstoestand (SOC - state of charge) naar
de andere (lagere) toestand wordt bovendien aangegeven met een geluidssignaal.
Ladingsweergave
Zonne-installatie levert stroom Zonne-installatie levert geen stroom
Ladingstoestandweergave
>75% 25-75% <25%
knippert:
<10%
Het aangegeven percentage correspondeert met de hoeveelheid energie, relatief aan
een volledig geladen accu, die beschikbaar is tot het punt waarop de
diepontlaadbeveiliging in werking treedt.
Akoestische signalen
Een verandering van de ladingstoestand (SOC) in een lagere status wordt aangegeven
met een geluidssignaal.
1x
3x
5x
25x
De lastweergave wordt ongeveer1 minuut na een reeks van 25 signalen uitgeschakeld.
Lastweergave
Bij diepe ontlading of overbelasting/kortsluiting van de last, wordt de lastoutput
uitgeschakeld. Dit wordt aangegeven door:
Normaalbedrijf
Diepontlaadbeveiliging Overbelasting of Kortsluiting van
last