0000100437/010812/0 TEV-RANGE
NL
- 11
TEV-385/585:
• Installeer de trillingsdempers op de ventilator (4 stuks).
• Draai de bouten (A) in de trillingsdempers vast.
• Gebruik de montagegaten (B) en geschikt
bevestigingsmateriaal (niet bijgeleverd, materiaal
afhankelijk van vloertype) om de trillingsdempers op de
vloer te bevestigen.
-
montagegaten TEV/AV-35: Ø 8,0 mm.
TEV-765/985:
•
Installeer de trillingsdempers op de ventilator en
motorsteun (6 stuks).
• Draai de bouten (A) in de trillingsdempers vast.
• Gebruik de montagegaten (B) en geschikt
bevestigingsmateriaal (niet bijgeleverd, materiaal
afhankelijk van vloertype) om de trillingsdempers op de
vloer te bevestigen.
-
montagegaten TEV/AV-79: Ø 11,5 mm.
Fig. 4.1
E
A
B (x 2)
A
D (x8)
C
F
B
Installatie van de trillingsdempers en bevestiging van de
ventilator
4.2.4 De ventilatorinlaat aansluiten op een slang
Het verdient aanbeveling om voor de inlaat gebruik te maken
van een zachte aansluiting om het lawaai en de trillingen van
de ventilator te verminderen.
De inlaat van de ventilator wordt als volgt op een slang of
kanaal aangesloten:
• Bevestig de zachte aansluiting op de inlaat van de
ventilator.
• Maak de slangklem vast (B).
• Bevestig de zachte aansluiting op de slang of het kanaal.
• Maak de slangklem vast (C).
4.2.5 De ventilatoruitlaat aansluiten op een kanaal
LET Op!
Als de ventilator niet direct naast het filtersysteem
wordt geplaatst, zorg er dan voor dat het
verbindingskanaal voldoende wordt ondersteund.
Het verdient aanbeveling om voor de uitlaat gebruik te maken
van een zachte aansluiting om het lawaai en de trillingen van
de ventilator te verminderen en schade aan het kanaal te
voorkomen. Daarnaast wordt aanbevolen gebruik te maken
van een uitlaatadapter van vierkant naar rond.
De uitlaat van de ventilator wordt als volgt op een kanaal
aangesloten:
• Draai de bouten van het uitblaasrooster (A) los.
• Verwijder het rooster.
•
Bevestig de uitlaatadapter op de ventilator met de bouten
(D) van het rooster.
• Draai de bouten van de adapter vast.
• Bevestig de zachte aansluiting op de adapter.
• Maak de slangklem vast (E).
• Bevestig de zachte aansluiting op het kanaal.
• Maak de slangklem vast (F ).
Fig. 4.2
E
A
B (x 2)
A
D (x8)
C
F
B
De ventilator aansluiten op een kanaal of slang
4.3
Elektrische aansluiting
LET Op!
Elektrische aansluiting dient te geschieden in
overeenstemming met de ter plaatse geldende
voorschriften. Zorg voor naleving van de
EMC-voorschriften.
waaRSchuwiNg!
Controleer of de ventilator geschikt is voor
aansluiting op het hoofdnet. Informatie over de
aansluitspanning en frequentie kunt u vinden op het
typeplaatje. De kabels moeten worden aangesloten
in overeenstemming met de plaatselijke regels en
voorschriften en de aansluiting mag alleen worden
uitgevoerd door gekwalificeerde en hiertoe
bevoegde technici.
De standaardinstelling is 400V. Als een andere spanning wordt
gebruikt, moet de bedrading worden gewijzigd in
overeenstemming met de aanwijzingen op het typeplaatje.
Het startonderdeel wordt als volgt aangesloten:
• Sluit de ventilator aan op het startonderdeel volgens de
informatie op het typeplaatje op de motor.
• Sluit het startonderdeel aan op het hoofdnet volgens het
afzonderlijk bijgeleverde elektrisch schema.
• Controleer de draairichting van de motor. Op de ventilator
staat een pijl die de voorgeschreven draairichting aangeeft.
De draairichting is te zien in het rooster van de motor.
• Indien nodig: keer de aansluiting van de fasen om.
5
gEbRuik
Raadpleeg de documentatie die is bijgeleverd bij de
geselecteerde besturingsapparatuur voor informatie over
besturing van de ventilator.
6
ONDERhOuD
De ventilatoren vereisen geen specifiek onderhoud.