HET FORNUIS KLAARMAKEN
VOOR GEBRUIK.
Belangrijk:
zorg dat het fornuis
is staande op een stabiele, gelijkmatige ondergrond buiten het bereik
van brandbare materialen staat. Controleer of het fornuis stabiel staat! U
kunt hete vloeistoffen over u heen krijgen wanneer het fornuis kantelt
terwijl er pannen op staan.
1. Plaats het fornuis op zijn kant en zorg dat de handgreep
zich aan de bovenkant bevindt.
Verwijder de regelaar
en slang uit de opbergruimte aan de onderkant.
2. Plaats het fornuis op een vlakke ondergrond.
3. Open het deksel van het fornuis door de handgreep 90° te draaien
. U kunt het deksel alleen
openen wanneer de handgreep helemaal rechtop staat. Til het deksel zo ver mogelijk op.
4. Wanneer het fornuis is ingeklapt
bevindt de panhouder zich ondersteboven. Draai de panhou-
der zo dat de ruwe zijden zich aan de bovenkant, in de richting van de pan, bevinden. Zorg dat de
metalen pennetjes aan de randen in de gaten van het rekje vallen
.
5. Bevestig de gascartridge aan de regelaar door de cartridge zo ver mogelijk vast te draaien. Doe
dit handmatig en gebruik GEEN tang of ander gereedschap.
6. Controleer of de gascartridge waterpas is met de regelaar erboven
. Controleer of er geen
gas uit de aansluiting tussen de regelaar en de gascartridge lekt. Gebruik bij twijfel zeepwater;
raadpleeg ‘Voordat u het gas aansteekt’ voor meer informatie.
HET FORNUIS AANSTEKEN.
Belangrijk:
verplaats het fornuis NOOIT wanneer het is aangesto-
ken, ook niet als er geen pannen op staan. Schakel het fornuis uit en
verplaats het naar een beschutte omgeving wanneer het vuur door de
wind dooft.
1. Draai de gasknop
ongeveer één slag naar links. Steek de brander daarna aan met een lange
lucifer of met een aansteker of iets dergelijks.
2. Wanneer het gas brandt, kunt u de vlam en hitte aanpassen via de gasknop. De vlam moet recht
naar boven branden en mag niet flakkeren.
3. Plaats de pan op het fornuis wanneer het gas brandt.
2. Sluit de gasregelknoppen
door ze naar rechts te draaien voordat u de gascartridge aansluit.
3. Controleer de afdichtingen voordat u een nieuwe gascartridge op het apparaat aansluit.
Gebruik
het fornuis niet wanneer het beschadigd is of wanneer de afdichtingen zijn versleten.
4. Het schroefdraad van de gascartridge en van de regelaar
moet intact zijn. Vervang de
gascartridge wanneer het schroefdraad beschadigd of scheef is. Gebruik het fornuis NIET wanneer
de regelaar is beschadigd. Bestel een nieuwe slang en regelaar. U vindt de gegevens onder ‘Toebe-
horen’ op de zijflap.
5. Controleer of de slang geen knik bevat of geplet is en of er geen sprake is van beschadigingen.
Voorkom dat u de flexibele slang draait. Til de panhouder
en het rekje op
om te controleren
of de slang en aansluiting goed zijn afgesteld. De slang mag maximaal 2 m lang zijn.
NL