49
11 Onderhoud en controle
Volgens DIN 4755 en 4756 moet iedere verwarmings-
installatie met stookolie of aardgas minstens nmaal per
jaar door de fabrikant of een gekwalificeerd technicus
gekontroleerd worden. Met name de verbrandings-
waarden van de ketel moeten gekontroleerd en bijge-
steld worden. Wij bevelen aan een onderhoudskontrakt
te sluiten. De ruimte waarin de verwarmingsketel zich
bevindt moet zuiver, droog en verlucht zijn. Afhankelijk
van de brandstof moet de ketel op gezette tijden gerei-
nigd worden, en minstens elk jaar voor de verwarmings-
periode.
11.1 Reiniging van de rookgaskanalen
Hoofdschakelaar uitschakelen.
Hoofdschakelaar uitschakelen.
Moeren aan de branderdeur losmaken en de
stralingsstrips uittrekken (enkel ketels met t.e.m. 6
leden).
De branderkamer en rookgaskanalen met een
reinigingsborstel reinigen.
Verbrandingsresten uit de ketel verwijderen.
Hiervoor ook gebruik maken van het rookgasklepje
achteraan.
De stralingsstrips terug inbrengen (zie hoofdstuk 8).
Branderdeur sluiten en moeren vastdraaien.
Voorpaneel aanbrengen.
Hoofdschakelaar inschakelen en verbrandings-
waarden nameten.
11.2 Warmwaterbereiding in
verwarmingsinstallaties
Raadgevingen m.b.t. de watertoestand.
A
Warmteleverancier met een vermogen tot 100 kW.
Als gebruikswater kan water met een kalkhardheid tot 3
mol/m³ (16,8 dH) worden gebruikt. Bij harder water is het
aan te raden om ter vermijding van kalkaanslag een
ontharding van het water uit te voeren.
Verwarmingswater: bij open installaties met twee
zekerheidsleidingen, waarbij het verwarmingswater door
het drukvat circuleert, moet een toevoeging van
zuurstofbindende chemicalin plaatvinden, terwijl de aan-
wezigheid van deze chemicalien in de retour regelmatig
moet worden gekontroleerd. Bij alle installaties die tot
deze groep behoren zijn maatregelen om de samenstel-
ling van het verwarmingswater te kontroleren niet nood-
zakelijk.
B
Warmteleverancier met een vermogen van 100 tot
1000 kW.
Als gebruikswater kan water met een kalkhardheid tot
2 mol/m³ (11,2 dH) worden gebruikt. Bij harder water
geldt hetzelfde als onder A. Vooral bij grotere installaties
wordt het toevoegen van onthardingsmiddelen aangera-
den.