70
Gebruik voor het testen van de spanning op de bekabeling van het
boordnet uitsluitend een voltmeter of een diodetestlamp, aangezien
normale testlampen te veel stroom opnemen waardoor de boord-
elektronica beschadigd kan raken.
Let bij het verleggen van leidingen erop, dat deze niet worden gek-
neust of aan scherpe kanten schuren, gebruik bij doorvoeringspun-
ten doorvoerrubbers.
Om storingsinvloeden van de lichtmachine of andere elektrische
voorzieningen van het voertuig te reduceren, dient de voedings-
spanning van de eindtrap direct boven het aansluitpunt aan de
boordaccu te geschieden. Geen andere verbruikers, zoals bv koel-
luchtventilator, ruitenwasinstallatie etc. mogen over hetzelfde kabel
als de eindtrap met spanning worden verzorgd.
Gebruik voor de aansluiting van voedingsspanning en massa van de
eindtrap aansluitkabels met een zo groot als mogelijke kabeldoor-
snede. De vereiste kabeldoorsnede richt zich na de vermogensbe-
hoefte van de aangesloten componenten.
Worden kabels met een te geringe doorsnede gebruikt, kan dit in
ongunstige gevallen tot doorsmoren van een kabel leiden. Boven-
dien komt het door de verhoogde ohmsche weerstand tot onnodige
vermogensverliezen.
Een extra zekering in de plustoevoerleiding van de eindtrap is in
ieder geval vereist (zekeringhouder is niet in de levering ingesloten).
De zekering moet zo dicht als mogelijk bij de batterij worden
geplaatst. In geval van een kortsluiting (bv aansluitkabel doorge-
scheurd) onderbreekt de zekering de plusleiding, een beschadiging
van de batterij of een kabelbrand van de toevoer wordt zodoende
voorkomen.
De zekeringssterkte richt zich na de stroomopname van de aange-
sloten toestellen van de auto-hifi-installatie.
Gewicht (-)
Stuurleiding
Extra zekering
Batterij (+)