124
Gebruiksaanwijzing 4WD Stadium Buggy Chassis LEOPARD PRO 36 No. 23 49 70
F
AILSAFE
Om naar de set-up modus van de failsafe over te schakelen houdt u de set knop ingedrukt
voordat en terwijl
u de zender en de ontvanger inschakelt.
De knipperende rode LED geeft aan dat er nu een failsafe instelling voor de servo bij een storing van het draadloze contact gekozen kan worden.
-
Zet de aangesloten servo met de afstandsbediening in de gewenste positie en
-
bevestig dit door nogmaals op de set knop te drukken. De gekozen positie is nu opgeslagen.
Bij storingen van het draadloze contact zal de servo naar de gekozen positie gaan.
Laagspanningsbescherming
De knipperende groene LED geeft aan dat er nu een instelling van de laagspanningsbescherming voor de ontvangeraccu gekozen kan
worden.
Als de minimale spanning onderschreden wordt, zal de servo naar de failsafe positie gaan.
Set knop wordt
niet
ingedrukt:
Voorgaande instelling blijft behouden.
Set knop
één keer
indrukken:
Instelling 1:
ontvangeraccu 4 cellen,
Minimale spanning 4,8V
De rode LED knippert,
de groene LED brandt.
Set knop
twee keer
indrukken:
Instelling 2:
ontvangeraccu 5 cellen,
Minimale spanning 6V
De rode LED knippert,
de groene LED brandt.
Set knop
drie keer
indrukken:
Instelling 3:
laagspanningsbescherming
uitgeschakeld
.
De rode
en
groene LED branden.
Zolang de failsafe geldige ingangssignalen ontvangt, zal de uitgang van de failsafe deze input volgen. Bij storingen van de draadloze overdracht gaat
de output naar de gekozen failsafe modus. De failsafe modus is reversibel. Dit wil dus zeggen dat het model weer normaal op de stuurcommando´s
reageert zodra het draadloze contact weer hersteld is.
Als er een laagspanningsbescherming gekozen werd
(instelling 1 of 2) en de minimale spanning van de ontvangeraccu wordt onderschreden, dan zal
de output van de failsafe permanent naar de failsafe modus gaan.
Er moeten regelmatig onderhoudswerkzaamheden en functiecontroles gedaan worden. Deze zorgen voor een stoorvrije werking en
lange rijprestaties.
Door de trillingen van de motor en schokken tijdens het rijden kunnen er onderdelen en schroefkoppelingen losraken.
C
ONTROLEER
DAAROM
VÓÓR
ELK
GEBRUIK
:
-
of de wielmoeren en alle schroefverbindingen nog stevig vastzitten;
als u de schroeven opnieuw plaatst, moet u deze met borglak beschermen
-
of de servostuurhevel stevig op de servoas zit
-
de plaats en toestand van de brandstofslangen en de luchtfilter
-
de installatie van de kabels
Controleer ook de laadtoestand van de zender- en ontvangeraccu´s.
R
EINIGEN
-
Verwijder na het rijden stof en vuil
van het volledige voertuig
. Gebruik bv. perslucht en/of een speciale gasreiniger.
Let vooral op de lagers.
Verwijder af en toe de wielen en verwijder stof en vuil van de kogellagers.
Na de reiniging moeten de onderdelen die bewegen opnieuw gesmeerd worden.
Verwijder na het smeren van de lagers de eruit lopende olie of het vet omdat zich hier bijzonder goed stof kan vastzetten.
-
Reinig ook de koelribben
van de koelkop regelmatig met een tandenborstel om een optimale warmteafvoer te waarborgen.
R
EMMEN
De remvoeringen en de composite fiberglas remschijven verslijten mettertijd. Hierdoor vermindert het remeffect omdat de maximale remdruk op de
dikte van nieuwe voeringen en remschijven ingesteld werd.
Als u een vermindering van het remeffect vaststelt,
-
verwijder dan de voorwielen en controleer de dikte van de
remvoeringen
en justeer de remmen met de bowdenkabels.
-
Controleer ook de dikte van de
remschijven
aan de aandrijfas en
-
corrigeer eventueel de positie van de stelringen aan de remkoppelingsstang.
S
MEREN
Alle bewegende en gelagerde delen moeten
na elke reiniging en na elk gebruik
met dunvloeibare smeerolie of spuitvet gesmeerd worden.
7
O
NDERHOUD /
V
ERWIJDEREN
7
O
NDERHOUD /
V
ERWIJDEREN
Summary of Contents for 23 49 70
Page 2: ...UPGRADE 11 08 ...
Page 3: ......
Page 132: ...129 No 23 49 70 REELY 01 08 ...
Page 133: ...130 No 23 49 70 REELY 01 08 ...
Page 134: ...131 No 23 49 70 REELY 01 08 ...