92
b) Instellen sporing
De sporing (toespoor = afb. “a”, naspoor = afb. “b”) heeft betrekking
van de stand van het wielvlak ten opzichte van de rijdrichting.
Tijdens het rijden worden de wielen door de rolweerstand vooraan uit
elkaar gedrukt en staan daarom niet meer exact parallel t.o.v. de
rijrichting. Ter compensatie kunnen de wielen van het stilstaand voertuig
zo ingesteld worden dat ze vooraan lichtjes naar binnen wijzen. Dit
toespoor zorgt tegelijkertijd voor een betere zijdelingse geleiding van
de banden en zodoende voor een directere reactie van de besturing.
Als u een zachtere reactie van de besturing wenst, kan dit via de
instelling van een naspoor bereikt worden, d.w.z. de wielen van het
stilstaand voertuig wijzen naar buiten. Een spoorhoek van 0° aan de
vooras zorgt voor een prima bestuurbaarheid op zowat elke ondergrond.
Een spoorhoek van meer dan 3° toespoor (a) of naspoor (b) leidt tot problemen bij het hanteren en een
lagere snelheid, bovendien verhoogt uw bandenslijtage.
De bovenstaande afbeelding toont een sterk overdreven instelling die enkel dient voor de verduidelijk van
het onderscheid tussen voor- en nadeel. Wordt een dergelijke instelling bij het voertuig gekozen dan is het
nu nog zeer slecht wisselbaar!
Sporing van de voorwielen instellen:
Het voor-/naspoor aan de voorste as laat zich
door verdraaien van de afstelschroef (A)
instellen.
Aangezien de afstelschroef zowel een linkse
als rechtse schroefdraad heeft, hoeft deze voor
het verstellen niet te worden gedemonteerd.
Boven de montagepunten (B) aan de stuurplaat
en op de fusee (C) kan de zgn. Ackermann-
hoek worden ingesteld (de binnenkant van het
wiel moet verder worden ingeslagen dan de
buitenkant van het wiel).
Deze instelling is echter al door de fabrikant
aangebracht en mag niet veranderd worden.
Draai altijd beide afstelschroeven (A) gelijkmatig vast (linker en rechter voorwiel), aangezien anders hetzij
de trimming op de zender moet worden versteld of zelfs de aansturing door het stuurservo moet worden
gecorrigeerd(vb. servostangen verplaatsen of servoarm anders op de servo plaatsen).
A
¦ ¦
a
b
B
A
B
C
13
h) Steuern des Fahrzeugs
Bedienen Sie am Sender den Gas-/Bremshebel für die Fahrfunktion nur sehr vorsichtig und fahren Sie zu
Beginn nicht zu schnell, bis Sie sich mit der Reaktion des Fahrzeugs auf die Bedienung vertraut gemacht
haben.
Machen Sie keine schnellen und ruckartigen Bewegungen an den Bedienelementen des Senders.
Sollte das Fahrzeug die Tendenz aufweisen, nach links oder rechts zu ziehen, so stellen Sie am Sender die Trimmung
für die Lenkung entsprechend ein.
Beim Wechsel zwischen Vorwärts- und Rückwärtsfahrt muss sich der Gas-/Bremshebel kurz (ca. 2 Sekunden) in
Neutralstellung befinden (Neutralstellung = Hebel loslassen, nicht bewegen). Wird der Gas-/Bremshebel direkt ohne
Pause von Vorwärts- auf Rückwärtsfahrt gezogen, erfolgt die Bremsfunktion des Antriebs (Fahrzeug fährt NICHT
rückwärts).
Beachten Sie dazu auch die getrennt beiliegende Bedienungsanleitung zur Fernsteueranlage.
Die nachfolgenden Abbildungen dienen nur zur Illustration der Funktionen, diese müssen nicht mit dem
Design des mitgelieferten Senders übereinstimmen!
Beispiele:
1. Gas-/Bremshebel loslassen, Fahrzeug rollt aus (bzw. bewegt sich nicht), Hebel ist in Neutralstellung
2. Vorwärts fahren, Gas-/Bremshebel in Richtung Griff ziehen
3. Vorwärts fahren und dann bremsen (Fahrzeug verzögert; rollt nicht langsam aus), Gas-/Bremshebel ohne Pause
vom Griff wegschieben
4. Vorwärts fahren und dann rückwärts fahren (zwischen dem Wechsel ca. 2 Sekunden warten und den Hebel in
Neutralstellung lassen!)
Kurz warten, ca. 2 Sekunden
¨
¨
¨
¨
¨