88
h) Voertuig besturen
Bedien de gas/remhendel op de zender voor de rijfunctie enkel heel voorzichtig en rijd in het begin niet te
snel tot u vertrouwd bent met de reacties van het voertuig op de bediening.
Maak geen plotselinge of snelle bewegingen met de bedieningselementen van de zender.
Als het voertuig de neiging heeft om naar links of rechts te trekken, moet u de trim voor de besturing overeenkomstig
instellen op de zender.
Bij het wisselen tussen vooruit- en achteruitrijden, dient de gas/remhendel zich kort (ca. 2 seconden) in de neutraalstand
te bevinden. (neutrale stand = hendel loslaten, niet bewegen). Als de gas/remhendel direct zonder pauze van vooruit-
naar achteruitrijden wordt getrokken, wordt het voertuig afgeremd (het voertuig rijdt NIET achteruit).
Neem daarom de afzonderlijk meegeleverde gebruiksaanwijzing van de afstandsbediening in acht.
De afbeeldingen hieronder dienen enkel als illustratie van de functies. Deze moeten niet met het design
van de meegeleverde zender overeenkomen!
Voorbeelden:
1. Gas/remhendel loslaten, voertuig rolt uit (of beweegt zich niet), hendel bevindt zich in de neutrale stand
2. Vooruit rijden, gas/remhendel in de richting van de greep trekken
3. Vooruit rijden en dan remmen (het voertuig vertraagt; loopt niet langzaam uit), de gas/remhendel zonder pauze
van de greep wegschuiven
4. Vooruit rijden en dan achteruit rijden (tussen de wissel ca. 2 seconden wachten en de hendel in de neutrale stand
laten staan!)
Kort wachten, ca. 2 seconden
¨
¨
¨
¨
¨
17
b) Einstellung der Spur
Die Spur (Vorspur = Bild „a“, Nachspur = Bild „b“) bezeichnet die Stel-
lung der Radebene zur Fahrtrichtung.
Während der Fahrt werden die Räder durch den Rollwiderstand vorne
auseinandergedrückt und stehen daher nicht mehr exakt parallel zur
Fahrtrichtung. Zum Ausgleich können die Räder des stehenden Fahr-
zeuges so eingestellt werden, dass sie vorne leicht nach innen zeigen.
Diese Vorspur bewirkt gleichzeitig eine bessere Seitenführung des
Reifens und damit ein direkteres Ansprechen der Lenkung.
Wird ein weicheres Ansprechen der Lenkung gewünscht, kann dies
entsprechend über die Einstellung einer Nachspur erreicht werden, d.h.,
die Räder des stehenden Fahrzeugs zeigen nach außen. Ein Spur-
winkel von 0° an der Vorderachse sorgt für die beste Fahrbarkeit auf
fast jedem Untergrund.
Ein Spurwinkel von mehr als 3° Vorspur (a) oder Nachspur (b) führt zu Problemen im Handling und ver-
minderter Geschwindigkeit, außerdem erhöht sich der Reifenverschleiß.
Das obige Bild zeigt eine stark übertriebene Einstellung, die nur zur Verdeutlichung des Unterschieds
zwischen Vor- und Nachspur dient. Wird eine solche Einstellung beim Fahrzeug gewählt, so ist es nur
noch sehr schlecht steuerbar!
Spur der Vorderräder einstellen:
Die Vor-/Nachspur an der Vorderachse lässt
sich durch Verdrehen der Verstellschraube (A)
einstellen.
Da die Verstellschraube je ein Links- und
Rechtsgewinde hat, muss sie zum Verstellen
nicht ausgebaut werden.
Über die Montagepunkte (B) an der Lenkplatte
und am Achsschenkel (C) kann der sog. Ak-
kermann-Winkel eingestellt werden (das
kurveninnere Rad muss weiter eingeschlagen
werden als das kurvenäußere Rad).
Diese Einstellung ist jedoch bereits vom Her-
steller durchgeführt worden und sollte nicht
verändert werden.
Verdrehen Sie immer beide Verstellschrauben (A) gleichmäßig (linkes und rechtes Vorderrad), da Sie
sonst entweder die Trimmung am Sender verstellen müssen oder sogar die Ansteuerung durch das Lenk-
servo korrigiert werden muss (z.B. Servostange verstellen oder Servoarm anders auf das Servo aufstek-
ken).
A
¦ ¦
a
b
B
A
B
C
