20
d) Einstellung des Servo-Savers
Die Lenkung des Fahrzeuges ist als Achsschenkellenkung ausgelegt.
Die Schwenkbewegung des Servosteuerhebels (A) wirkt über das Lenkgestänge (B) auf einen Arm (C) des Servo-
Savers.
Der Servo-Saver besteht aus zwei rechtwinklig zueinander angeordneten Hebeln (C und D), die nicht starr miteinan-
der verbunden sind, sondern sich über eine Feder in einer Ebene mit dem Lenkgestänge gegeneinander bewegen
lassen.
Der zweite Hebelarm des Servosavers (D) bewegt die Lenkungsplatte (E), die wiederum über die beiden Spurstangen-
hebel (F) den Lenkeinschlag der Vorderräder bewirkt.
Wenn im Fahrbetrieb harte Schläge über die Räder in die Lenkmechanik eingeleitet werden, werden diese nicht
unmittelbar auf das Lenkservo übertragen, sondern über die federnde Verbindung der beiden Hebelarme (C und D)
des Servosavers gedämpft.
Die Wirkung des Servosavers kann mit einer Rändelmutter (G) über eine Änderung des Anpressdrucks der Feder auf
die beiden Hebelarme eingestellt werden.
Bei zu weicher Einstellung bewirken bereits leichte Stöße gegen das Rad eine Verdrehung der beiden Arme des
Servosavers, was die Lenkgenauigkeit und Spurtreue beim Fahren negativ beeinflusst.
Eine zu strenge Einstellung dagegen kann dagegen dazu führen, dass das Servogetriebe beschädigt wird, da Stöße
gegen die Räder ungefiltert an das Servo weitergeleitet werden.
A
C
B
E
D
F
G
85
8. In bedrijf nemen
a) Carrosserie afnemen
De carrosserie is met klemmen beveiligd die uit de bouten getrokken moeten worden. Daarna kan de carrosserie naar
boven van het frame worden getild.
b) Leggen van de antennekabel voor de ontvanger
De antennekabel bij de gebruikte 2,4GHz-ontvanger is zeer kort. Een passend antennebuisje is inbegrepen in de
leveringsomvang van het voertuig.
Als de antennekabel bij het voertuig nog niet in de houder is gestoken, voert u het voorzichtig van onderaf door de
houder naar boven.
Steek de antennekabel door het antennebuisje en plaats het antennebuisje dan in de houder op het voertuig.
Let er op, dat de antennekabel niet in de aandrijving komt resp. de cardanas raakt.
Kort de antennekabel nooit in! Kort de antennekabel nooit in! Dit vermindert de reikwijdte heel sterk!
Een optimaal bereik wordt bereikt wanneer de antenne van de ontvanger op het voertuig loodrecht naar
boven staat.
c) Zender in bedrijf nemen
Open het batterijvak op de zender en plaats ofwel batterijen ofwel volledig opgeladen accu’s in het batterijvak. Let
hierbij op de juiste polariteit (plus/+ en min/-), zie aanduiding in het batterijvak. Het batterijvak weer sluiten.
Schakel de zender in. Controleer de functie van de zender.
Neem daarom de afzonderlijk meegeleverde gebruiksaanwijzing van de afstandsbediening in acht.
d) De rijaccu in het voertuig plaatsen
Open beide klittenbanden van de accuhouder en plaats de rijaccu in de accuhouder.
Het is aangewezen de rijaccu zodanig wordt geplaatst dat de aansluitkabels in de richting van de achteras wijzen.
Daardoor vermijdt u dat de aansluitkabels de stuurmechaniek hinderen.
Maak de rijaccu met beide klittenbanden vast.