84
7. Accu’s laden
a) De rijaccu’s voor het voertuig laden
• De rijaccu vereist een 4-cellige LiPo-accu of twee identieke 2-cellige LiPo-accu’s (zie „Technische gegevens“ op het
einde van de gebruiksaanwijzing). Bij het gebruik van twee 2-cellige LiPo-accu’s moet de meegeleverde Y-adapter
worden gebruikt.
• Met het voertuig wordt geen rijaccu meegeleverd, dit moet afzonderlijk worden aangekocht. Daarmee heeft u zelf de
keuze, of u voor het voertuig goedkope beginnersaccu’s of hoogwaardige profi-accu’s met een grote capaciteit wilt
gaan gebruiken.
• De rijaccu’s zijn bij levering normaliter leeg en moeten worden opgeladen.
• Voordat een rijaccu zijn maximale capaciteit zal leveren, moet deze meerdere keren worden ontladen en opgeladen.
• Hoogwaardige rijaccu’s hebben niet alleen een grotere capaciteit zodat u langer met het model kunt rijden, maar
hebben onder belasting ook een hogere uitgangsspanning. Op deze manier beschikt de motor over een groter
vermogen, wat zich uit in een betere acceleratie en een hogere snelheid.
• Als u meerdere rijaccu’s of accu´s gebruikt, kan het voordelig zijn om een hoogwaardige oplader te kopen. Deze kan
de accu´s doorgaans ook snelladen.
• Accu’s worden tijdens het laden of ontladen warm (tijdens het rijden van het voertuig). Laad de accu’s pas op, als
deze tot op kamertemperatuur zijn afgekoeld. Hetzelfde geldt na het laden; gebruik de accu in het voertuig pas als
deze na het laden volledig is afgekoeld.
b) Accu´s in de zender opladen
Mogelijks beschikt de meegeleverde zender niet over een laadbus; raadpleeg de meegeleverde
gebruiksaanwijzing voor de zender. Neem in dit geval de geplaatste accu’s uit de houder en laad deze
extern op.
Indien de zender beschikt over een laadbus, dan moet voor het aansluiten van een laadapparaat op de
laadbus van de zender worden gecontroleerd of er ook accu’s zijn geplaatst. Bij het opladen van niet-
oplaadbare batterijen bestaat brand- en explosiegevaar!
• We adviseren u de accu’s niet direct in de zender te laden, maar buiten de zender (met een hoogwaardig laadapparaat
voor afzonderlijke cellen).
• De accu’s in de zender mogen niet met een snellader worden geladen, omdat hierbij de zender beschadigd wordt.
Bovendien kunnen de cellen in de zender te sterk opwarmen. Neem voor de maximaal toegelaten laadstroom de
informatie op de zender, resp. in de gebruiksaanwijzing van de afstandsbediening in acht.
• Gebruik alleen een laadapparaat dat voor het aantal cellen in de zender en het overeenkomstige accutype geschikt
is.
21
10. Fahrtregler programmieren
a) Programmierung von Vollgas- und Neutralstellung
Um die Vollgasstellung für Vorwärts-/Rückwärtsfahrt und die Neutralstellung zu programmieren, gehen Sie wie folgt
vor:
• Schalten Sie den Sender ein, lassen Sie den Gas-/Bremshebel in der Neutralstellung. Stellen Sie die Trimmung für
die Fahrfunktion in die Mittelstellung. Stellen Sie den Reverse-Schalter für die Fahrfunktion auf „Reverse“ ein.
• Halten Sie die Setup-Taste gedrückt und schalten Sie den Fahrtregler ein. Halten Sie die Setup-Taste so lange
gedrückt (etwa 4 Sekunden), bis nur die orange LED leuchtet. Lassen Sie dann die Setup-Taste los.
• Bewegen Sie den Gas-/Bremshebel in die Vollgasstellung für die Vorwärtsfahrt (Gas-/Bremshebel ganz zum Griff
hin ziehen) und halten Sie ihn dort fest.
Die rote LED blinkt für etwa 2-3 Sekunden und leuchtet dann dauerhaft. Der Motor gibt ein Tonsignal aus. Die
Vollgasposition für die Vorwärtsfahrt ist gespeichert.
Das Tonsignal wird durch eine kurze Ansteuerung des Brushless-Motors erzeugt. Abhängig vom Motor ist
dieses Tonsignal jedoch nur sehr leise bzw. für Sie nicht hörbar. Beachten Sie dann die Anzeige der LEDs
am Fahrtregler.
• Bewegen Sie den Gas-/Bremshebel in die Vollgasstellung für die Rückwärtsfahrt (Gas-/Bremshebel ganz vom Griff
wegschieben) und halten Sie ihn dort fest.
Die orange LED blinkt für 2-3 Sekunden und leuchtet dann dauerhaft, der Motor gibt zwei Tonsignale aus. Die
Vollgasposition für die Rückwärtsfahrt ist gespeichert.
• Lassen Sie den Gas-/Bremshebel los, so dass er in der Neutralstellung steht.
Die rote LED und die orange LED blinken gleichzeitig für etwa 2-3 Sekunden und erlöschen danach. Der Motor gibt
drei Tonsignale aus. Die Neutralstellung ist gespeichert.
• Schalten Sie den Fahrtregler aus, die Programmierung ist damit beendet und gespeichert.
• Wenn Sie nun den Fahrtregler einschalten, ist der Fahrtregler mit den oben vorgenommenen Einstellungen be-
triebsbereit.
b) Programmierung der Sonderfunktionen
Der Fahrtregler ist mit den für das Fahrzeug idealen Einstellungen vom Hersteller vorprogrammiert (beispielsweise
Motortiming, Startmodus usw.). Diese Programmierung kann mittels einer als Zubehör erhältlichen Programmierkarte
verändert werden.
Die Programmierkarte ist nicht im Lieferumfang, sie muss getrennt bestellt werden. Alle Sonderfunktionen
und deren Programmierung sind in der Bedienungsanleitung zur Programmierkarte beschrieben.