113
© REELY 1/08
113
113
c) Wielvlucht instellen
De wielvlucht kenmerkt de hoek van de wielen t.o.v. de verticale as.
Negatieve wielvlucht
(de bovenkanten van de wielen wijzen naar binnen) aan de voorwielen verhoogt de dwarsstabiliteit van de
wielen in bochten, de besturing reageert directer, de stuurkrachten worden kleiner. Tegelijkertijd wordt het wiel in de asrichting op
de fusee gedrukt.
Daarmee wordt de axiale lagerspeling uitgeschakeld, het rijgedrag wordt rustiger.
Negatieve wielvlucht aan de achterwielen vermindert de neiging van de achterkant van het voertuig om in bochten te oversturen. De
instelling van een negatieve wielvlucht verhoogt de slijtage aan de binnenkanten van de wielen. Dit effect kan echter gecompenseerd
worden door de instelling van een toespoor.
Het wijzigen van de wielvlucht in een positieve richting naar een
positieve wielvlucht
(de bovenkanten van de wielen wijzen naar
buiten) vermindert de dwarsstabiliteit van de banden.
Instellen van de wielvlucht aan de voor- en achterwielen
Er zijn daarenboven telkens rechtse en linkse draadstangen met sleutelvlak (5 mm) in de bovenste
wieldraagarmen voor de fijne afstelling van de wielvlucht.
Fijne afstelling van de wielvlucht aan de voor- en achterwielen
Draai de spanschroef van de bovenste wieldraagarm met de klok mee:
De bovenkant van het wiel wordt naar binnen getrokken in de richting van “negatieve wielvlucht”.
Draai de spanschroef van de bovenste wieldraagarm tegen de klok in:
De bovenkant van het wiel wordt naar buiten gedrukt in de richting van “positieve wielvlucht”.
Let op een evenwichtige instelling van de dwarsstabiliteit van de voor- en achteras
omdat verschillen een over- of onderstuurd rijgedrag tot gevolg kunnen hebben.
d) Spoor instellen
Het spoor duidt de positie van de wielen t.o.v. de rijrichting aan.
Tijdens het rijden worden de wielen door de rolweerstand vooraan uit elkaar gedrukt en staan daarom niet meer exact parallel t.o.v. de rijrichting. Ter com-
pensatie kunnen de wielen van het stilstaand voertuig zo ingesteld worden dat ze vooraan lichtjes naar binnen wijzen.
Dit toespoor zorgt tegelijkertijd voor een betere zijdelingse geleiding van de banden en zodoende voor een directere reactie van de besturing. Als u een
zachtere reactie van de besturing wenst, kan dit via de instelling van een naspoor bereikt worden, d.w.z. de wielen van het stilstaand voertuig wijzen naar
buiten.
Een spoorhoek van 0° aan de vooras zorgt voor een prima bestuurbaarheid op zowat elke ondergrond.
Een spoorhoek van meer dan 3° toespoor leidt tot problemen bij het hanteren en een lagere snelheid.
Voor een grove afstelling van het spoor kunnen de buitenste spoorstangen aan het middelste spoorstangdeel op twee verdere bevestigingspunten vastge-
schroefd worden. Hierdoor wordt ook de Ackermann-hoek veranderd.
De spanschroeven met sleutelvlak (5 mm) voor het afzonderlijk instellen van het spoor van de voorwielen bevinden zich in de rechter en linker spoorstang,
tussen de stuurhevel en de stuurplaat.
Het toespoor van de voorwielen mag niet meer zijn dan 4°!
Toespoor
De instelling van een toespoor zorgt ervoor dat de binnenkanten van de banden
sneller slijten.
Uitspoor
De instelling van een uitspoor zorgt ervoor dat de buitenkanten van de banden
sneller slijten.
•
•
•
•
carsturzneg.eps
sturzneg1.eps
Negatieve wielvlucht
carsturzpos.eps
Positieve wielvlucht
vorspur.eps
nachspur.eps
Summary of Contents for 23 58 10
Page 122: ...121 REELY 12 08 121 121 ...
Page 123: ...122 4WD MonsterTruck Destroyer XXL 1 8 No 23 58 10 ...
Page 124: ...123 REELY 12 08 123 123 ...