73
14. Binding functie
Opdat de zender en ontvanger met elkaar functioneren, moeten deze door dezelfde digitale codering met elkaar
worden verbonden. In de leveringstoestand zijn zender en ontvanger op elkaar afgestemd en kunnen onmiddellijk
worden ingezet. De vernieuwing van de bindingsinstelling is in de eerste plaats na een vervanging van de zender of
ontvanger of voor het verhelpen van storingen wenselijk.
Ga als volgt te werk om de binding-functie uit te voeren:
• Schakel de zender uit.
• Ontkoppel de eventueel aangesloten servo's van de
ontvanger.
• Sluit de programmeerstekker (1) aan de uitgang CH3/
BIND van de ontvanger aan.
• Schakel de ontvanger in. De LED op de ontvanger (2)
begint te knipperen.
• Druk de binding-toets op de zender (zie afb. 2, pos. 8) in
en houdt deze toets ingedrukt.
• Schakel bij een ingedrukte toets de zender in. De LED
voor de onderspanningsweergave knippert.
• Van zodra de LED in de ontvanger (2) permanent oplicht, is de binding-functie afgesloten.
• Laat de binding-toets op de zender los.
• Schakel de ontvanger en de zender uit en verwijder de programmeerstekker.
• Sluit de servo's/regelaars opnieuw aan de ontvanger aan.
• Controleer de functie van het apparaat en voer een reikwijdtetest uit.
Als het apparaat niet juist functioneert, voert u de procedure opnieuw uit.
15. Gebruik van de zender als simulator
Desgewenst kunt u de zender ook voor simulatiedoeleinden gebruiken. In dit geval heeft u de optioneel verkrijgbare
USB-kabel en de geschikte software voor de computer nodig.
De aansluiting van de USB-kabel gebeurt aan de achterkant van de zender op de PC-linkbus (zie afb. 3, pos. 15). Bij
een correcte aansluiting en juiste installatie wordt de afstandsbediening als bedienelement (Human Interface Device)
herkend en kan als een normale joystick worden gebruikt.
Alle verdere informatie hierover vindt u in de documentatie over de USB-kabel.
Afb. 14