76
8. Accu’s laden
Houd rekening met hoofdstuk 6.
a) Modelvoertuig
• Het voertuig kan in plaats van met 4 niet-heroplaadbare batterijen ook met 4 NiMH-accu’s van het type AAA/micro
worden aangedreven.
Met het voertuig zijn geen accu’s inbegrepen, deze moeten afzonderlijk worden aangekocht. Wij raden u het gebruik
van NiMH-accu’s met een zo hoog mogelijke capaciteit (800 mAh of hoger) om een lange rijtijd mogelijk te maken.
NiMH-accu’s met een lage zelfontlading zijn bovendien een goede keuze.
• De accu’s zijn bij levering normaliter leeg en moeten worden opgeladen. Voordat accu’s hun maximale capaciteit
kunnen leveren, moet deze meerdere keren worden ontladen en opgeladen.
• Gebruik een kwalitatief laadapparaat voor individuele cellen voor het opladen. Deze kan de accu´s doorgaans ook
snelladen.
• Accu’s worden tijdens het laden of ontladen warm (tijdens het rijden van het voertuig). Laad de accu’s pas op, als
deze afgekoeld zijn tot op kamertemperatuur. Hetzelfde geldt na het laden; gebruik de accu’s in het voertuig pas als
deze na het laden voldoende zijn afgekoeld.
b) Zender
Voor het aansluiten van een laadapparaat op de laadbus van de zender moet worden nagegaan, of er ook
werkelijk accu’s zijn geplaatst. Bij het opladen van niet-oplaadbare batterijen bestaat brand- en explosie-
gevaar!
• Gebruik alleen een laadapparaat dat voor het aantal cellen in de zender en het overeenkomstige accutype geschikt
is. Let op de informatie in verband met de polariteit naast de laadbus!
• De accu’s in de zender mogen niet met een snellader worden geladen, omdat hierbij de zender beschadigd wordt.
Bovendien kunnen de cellen in de zender te sterk opwarmen. De laadstroom mag de 250 mA niet overschrijden (zie
opschrift op de zender naast de laadbus).
• We adviseren u de accu’s niet direct in de zender te laden, maar buiten de zender; gebruik daarvoor een hoogwaar-
dig laadapparaat voor afzonderlijke cellen.