91
Dwarsstabilisator
Gebogen verenstaaldraad in de vorm van een “U” die aan de uiteinden via kogelkoppen telkens met een onderste wieldraagarm verbonden is. In het midden
is de draadbeugel draaibaar op het differentieelhuis bevestigd. Bij het inveren van een wiel wordt zo het andere wiel via de beugel mee geveerd. De zijwaartse
overhelling (rolneiging) van het voertuig in bochten wordt hierdoor verminderd. De dwarsstabilisator ondersteunt daarnaast de werking van de hydraulische
schokdempers bij het uitveren van het wiel. De terugstelkracht van de draadbeugel ondersteunt het uitveren van de schokdemper (tegen de wrijving in de
zuiger). Zo wordt het bodemcontact van de wielen in elke situatie gewaarborgd.
RC-model
“Radio Controlled”, om precies te zijn: „Remote Controlled“ model; dus „op afstand bediend modelvoertuig“.
Resonantiegeluidsdemper
De resonantiegeluidsdemper zorgt enerzijds voor de geluidsdemping en anderzijds voor een optimale ontwikkeling van het vermogen van de motor.
Schuifcarburateur
De luchttoevoer naar de motor wordt geregeld door de „smoorklep“ te verschuiven. Tegelijkertijd wordt de stationairsproeier (conische naald van een naaldafsluiter)
verschoven en wordt dus de door de carburateur stromende hoeveelheid brandstof veranderd.
Kabelstarter
Voor het handmatig opstarten van de motor. Draait de krukas en daarmee via de drijfstang de zuiger (en dus de motor). Een geïntegreerde terugtrekveer trekt
de kabel weer in.
Servo
Servomotor waarvan de as in een beperkte hoek in twee richtingen draait en mechanisch (via hevels) een stuurfunctie uitvoert.
Servohevel (servoarm)
Hevel, schijf of kruis (met 4 stuurhevels) die de draaibeweging van de servomotor via stuurhevels overdraagt.
Servo-reverse
De instelmogelijkheid op de afstandsbediening keert de draairichting van de servo om.
Servosaver
Extra verende verbinding tussen stuurservo en spoorstang. Plotse harde klappen op de gestuurde wielen worden via deze verbinding gedempt en niet direct
in de servo gevoerd.
Spoorstang
Bestaat meestal uit drie beweegbare met elkaar verbonden hendels. De buitenste, in lengte verstelbare spoorstangen verbinden de spoorstangenhendels
aan de fusee beweegbaar met het middelste gedeelte van de spoorstang. Deze wordt door de stuurservohendel indirect rechts/links gedraaid.
Spoor
Positie van de wielen t.o.v. de rijrichting:
a = toespoor - de wielen wijzen naar binnen
b = uitspoor - de wielen wijzen naar buiten
Spoorstangarm
Hefarm aan de fusee (stuurhevel). Het verschuiven van de spoorstang naar rechts en links zorgt voor het draaien van de wielen.
Schokbreker
De schokbreker (aanrijbeveiliging) van slagvast kunststof voor optimale demping bij een frontale botsing.
Wielvlucht
Hoek van de wielen t.o.v. de verticale:
a = positieve wielvlucht
b = negatieve wielvlucht
Brandstoftank
De brandstoftank met snelsluiting is voorzien van een geïntegreerd brandstoffilter. De tank is via een slang aan de aansluitnippel in het deksel met de
resonantiegeluidsdemper verbonden. Tijdens het rijden produceren de uitlaatgassen zo een overdruk in de tank. Deze overdruk verbetert de brandstoftoevoer
naar de carburateur.
Trimregelaar
Voor de fijne afstelling van de servo neutraalstand. De trimming valt gedeeltelijk samen met de uitslag van de stuurknuppels. Daardoor kan de servo-
neutraalstand in de ene of in de andere richting worden verschoven.
Toespoorblok
Achterste lager van de onderste draagarmassen. Al naar de gaatjesafstand staan de draagarmassen in een hoek (toespoor) of parallel t.o.v. de lengteas van
het voertuig.
a
b
Summary of Contents for 23 68 22: RtR
Page 114: ...114 ...
Page 115: ...115 ...