90
k) Functiecontrole van de servo´s
Stuurservo
De stuurservo is met kanaal 1 van de afstandsbediening (het stuurwiel) verbonden.
Opbouw van de besturing
De besturing van het voertuig is aangebracht als fuseebesturing.
De spoorstangarmen zijn daarbij verbonden met een driedelige
spoorstang. De draaibeweging van de servostuurhendel werkt via de
stuurstang (1) op een arm van de servosaver (2).
De servosaver bestaat uit twee rechthoekig t.o.v. van elkaar geplaatste
armen die niet star met elkaar verbonden zijn, maar die d.m.v. een veer
op hetzelfde vlak met de stuurstangen tegen elkaar in kunnen bewegen.
De tweede arm van de servosaver (3) stuurt het middelste deel van de
spoorstang, de stuurplaat (4), en zorgt zo via de spoorstang (5) voor de
stuurinslag van de wielen.
Als er tijdens het rijden harde schokken via de wielen op de spoorstang
overgebracht worden, worden deze niet onmiddellijk naar de stuurservo
overgedragen maar via de verende verbinding van de twee hefarmen
van de servosaver gedempt.
Het effect van de servosaver kan met een kartelmoer (6) ingesteld wor-
den door de aandrukkracht op de twee hefarmen te veranderen. De
stuurinslag rechts en links wordt door de mechanische aanslag van de
spoorstangarmen tegen de fuseedrager begrensd.
Functiecontrole
• Houd het modelvoertuig vooraan zo dat de wielen vrij in de lucht hangen.
• Omwille van het goede contact van de banden en het gewicht van het voertuig zouden de wielen hun stuuruitslag niet spontaan en direct volgen als het
voertuig op de grond staat. Dit verandert evenwel tijdens het rijden.
• Schakel eerst de zender en daarna de ontvanger in.
• Beweeg het stuurwiel (kanaal 1) naar rechts en links.
• De wielen moeten nu naar rechts en links draaien!
• Als de wielen in de omgekeerde richting draaien, moet u de Servo Reverse schakelaar van de afstandsbediening in de positie “REV” (Reverse, omgekeerd)
zetten.
• Laat het stuurwiel los; de wielen moeten nu naar de rechte stand terugdraaien. Als de wielen in de neutraalstand van het stuurwiel niet exact recht blijven
staan, moet u de trimming corrigeren op kanaal 1. De stuurwiel-eindaanslagen dienen de eindaanslagen rechts/links van de besturing te beïnvloeden!
Servosaver
Deze servosaver is af fabriek slechts standaard ingesteld en moet (omdat bij sneller rijden ook de stuurcommando's van de stuurservo kunnen
worden omgezet) voorafgaand aan de eerste aan de hand van de aanwezige fabrieksinstelling worden gecontroleerd en indien nodig strakker
worden ingesteld.
Gas/remservo
De gas/remservo is met kanaal 2 van de afstandsbediening verbonden.
Werkwijze en instelling van de gas/remstangen
Met de gas/remstangen worden tegelijk twee functies uitgevoerd via twee haaks op elkaar staande servostuurhendels.
Via de gasstang wordt de luchttoevoer naar de motor geregeld door de „carburateurschuif“ te verschuiven. Tegelijkertijd wordt de stationairsproeier (conische
naald van een naaldafsluiter) verschoven en wordt dus de door de carburateur stromende hoeveelheid brandstof veranderd. Wordt de gasstang verder dan de
stationaire stand geschoven (mechanisch eindpunt van de schuif), dan drukt de servohendel tegen een veeraanslag.
Nu begint het werkgebied van de remstang die via een excentriek de remblokjes van de schijfrem samendrukt.
De positionering van de stelringen (van de mechanische eindaanslagen), van de aanslagveren op de gasstang en de remstang zijn af fabriek ingesteld. Deze
zijn aan de mechanische eindaanslagen van de carburateur en de schijfremmen aangepast. De gas/remstang hoeft verder niet meer te worden afgesteld.
Het kan echter zijn, dat tijdens het gebruik de stelringen loskomen en opnieuw moeten worden vastgemaakt.
Wanneer de rem sleept, slijten de remvoeringen en de remschjijf voortijdig.
Om er zeker van te zijn dat de rem volledig los is, zorgt u er voor dat de remkoppelingshendel met ong. 1 mm afstand tussen de stelringen op de remstang staat.
Summary of Contents for 23 69 90
Page 106: ...106 ...
Page 107: ...107 ...