80
c) Antennekabel van de ontvanger aanleggen
Wikkel de antennekabel volledig af en maak deze
voorzichtig glad.
Steek de antennekabel aansluitend van onderaf
door de houder op het voertuig en daarna door
het meegeleverde antennebuisje.
Steek het antennebuisje in de overeenkomstige
houder op het voertuig (zie pijl in afbeelding
rechts). Overtollige antennekabel laat u gewoon
los uit het uiteinde van het antennebuisje hangen.
Om de antennekabel eenvoudiger door de
houder te kunnen voeren is het aangewezen de
accuschaal te verwijderen. Daartoe moeten de
schroeven die de accuschaal op het chassis
vastzetten, worden verwijderd.
Let er op, dat de antennekabel niet in de aandrijving komt resp. de cardanas raakt. Normaal gezien volstaat
het, de kabel strak te trekken; hij kan echter ook met een kabelbinder worden gefixeerd. Kort de antennekabel
nooit in! Kort de antennekabel nooit in! Dit vermindert de reikwijdte heel sterk!
d) Carrosserie aanbrengen
Als er geen opening voor het antennebuisje in de carrosserie is, moet deze vb. met een geschikte carrosserieboor op
de correcte plaats worden aangebracht.
Steek het antennebuisje door de carrosserie en plaats de carrosserie op de houders van het voertuig. Maak de
carrosserie met de meegeleverde carrosserieclips vast.
e) Accu’s/batterijen in de zender plaatsen
Plaats als dat nog niet gebeurde, batterijen resp. volledig opgeladen accu’s in de zender. Neem steeds de
gebruiksaanwijzing van de door u gebruikte afstandsbediening in acht.
f) Zender in bedrijf nemen
Breng de zender in en breng de trimming voor de stuur- en rijfunctie telkens in de middelste stand.
Als de zender over een Dualrate-functie beschikt, moet deze worden gedeactiveerd of zodanig worden ingesteld dat
de stuurinslag niet begrensd wordt. Houd hiervoor rekening met de handleiding van de afstandsbediening.
§