86
A
C
B
§
Sporing van de voorwielen instellen:
Het voor-/naspoor aan de voorste as laat zich door verdraaien van de spoorstanghendel (A) instellen. Aangezien deze
zowel een linkse als rechtse schroefdraad heeft, hoeft u deze voor het verstellen niet te demonteren.
Draai altijd beide spoorstanghendels gelijkmatig vast (linker en rechter voorwiel), aangezien anders hetzij
de trimming op de zender moet worden versteld (of zelfs de aansturing door het stuurservo door het
verplaatsen van de servostang (C).
Op de fusee bevinden zich meerdere bevesti-
gingspunten (B) voor de spoorstanghendel; deze
dienen om de inslaghoek van het voorwiel te
veranderen (Ackermann-hoek).
De fabrikant heeft hier reeds de optimale instelling
uitgevoerd, daarom moet u deze niet veranderen.
Sporing van de achterwielen instellen:
De sporing van de achterste wielen wordt door
het zgn. “toespoorblok” vast voorgegeven.
Daarbij gaat het om een kunststoffen onderdeel
dat achteraan op het differentieel s vast-
geschroefd (zie pijl in afbeelding rechts).
In de buitenste gaten van het toespoorblok wor-
den de beide metalen assen vastgemaakt die de
onderste dwarsarmen vasthouden.
Door het gebruik van een toespoorblok waarbij
de afstand tussen de beide gaten anders is, kan
de sporing worden afgesteld.
Wanneer met het voertuig een kunststof deel met verdere voorspoorblokken wordt
geleverd (zie afbeelding rechts) kan daarmee het spoor van de achterwielen worden
gewijzigd.
De spoorinstelling aan de achteras van het modelvoertuig heeft slechts een relatief
geringe uitwerking op het rijgedrag van het modelvoertuig. Een vervanging van het
toespoorblok is daarom enkel voor professionele rijders van belang.