91
7. Rijmodus
a) Algemeen
Let op!
Het is zeer belangrijk dat het brandstofmengsel niet te arm wordt! Denk eraan dat de smering van een tweetaktmotor door de olie in de brandstof
gebeurt. Te weinig olie in het lucht/brandstofmengsel zal oververhitting van de motor en het vastlopen van de zuiger door een gebrekkige smering
tot gevolg hebben. Verlies van garantie/aansprakelijkheid!
Tijdens het gebruik moet er steeds een lichte witte rookpluim uit de uitlaat komen. Als dit het geval niet is, stopt u het rijden onmiddellijk en verrijkt u het mengsel
door de hoofdsproeier uit te draaien.
Let er verder op dat de cilinderkop voldoende door lucht omstroomd wordt om oververhitting te voorkomen. Maak eventueel een uitsnijding in de
carrosserie.
De optimale bedrijfstemperatuur van de motor bedraagt ca. 100 - 120°C. Controleer de temperatuur met een geschikt meetapparaat of met een druppel water
op de koelkop: als het water onmiddellijk verdampt, is de motor te warm. Bij een juiste bedrijfstemperatuur zal het water na 3 - 4 seconden verdampen.
Zorg ervoor dat de zender- en ontvangeraccu´s volledig opgeladen zijn.
Controleer de reikwijdte van de afstandsbediening en de werking van de RC-installatie.
Rijd steeds met geplaatste carrosserie. Zo beschermt u zichzelf tegen verbrandingen als u de motor en het spruitstuk per ongeluk aanraakt en
worden de componenten tegen opstuivende steentjes beschermd.
Maak u vertrouwd met het bochtgedrag van het voertuig. Oefen het sturen terwijl het voertuig naar u toe rijdt!
b) Effect van de rijstijl op de afzonderlijke onderdelen
Motor
De FORCE-verbrandingsmotor van het model is luchtgekoeld. Dit betekent dat de rijwind voor de koeling van de motor moet zorgen (rijwindkoeling).
Vermijd daarom, als het mogelijk is, om het voertuig te versnellen door veelvuldig en kort stotend gas te geven vanuit een laag toerentalbereik (en vervolgens
met rukken het toerental terug te nemen). De kortstondig hoge toerentallen verhitten de motor sterk zonder dat een overeenkomstige koeling door de rijwind
wordt verzekerd. Wanneer constant met een hoog toerental (hogere snelheid) wordt gereden, wordt de motor door de rijwind voldoende gekoeld.
Als gevolg van de oververhitting van de motor kan de zuiger in de glijlagerbus blijven steken en kan de aandrijving abrupt blokkeren. Hierdoor kan er gevolgschade
in de volledige aandrijving ontstaan. Verlies van garantie/aansprakelijkheid!
Let bij constant langzaam rijden op dat bij eventuele gegeven koeling van de motor door de rijwind, door ongewild „laten slepen“ ook schade aan
de centrifugaalkoppeling kan optreden. De centrifugaalkoppeling wordt pas aan ca. half toerental goed opgestart dat deze niet meer sleept. Bij laag
toerental kan daarmee een verhoogde slijtage en/of een oververhitting van de koppeling optreden. Zie hiervoor ook het volgende hoofdstuk.
Koppeling
Bij stationair draaien grijpt de koppeling nog niet in. Het model blijft stil staan met lopende motor.
Bij het traag verhogen van het toerental „sleept” de koppeling. Het voertuig start, en rijdt traag. Net als bij een „echte“ personenauto kan een langdurig laten
slippen van de koppeling ertoe leiden dat de koppelingsbekleding „in rook opgaat“ resp. „afbrandt“.
Pas bij hoge motortoerentallen „pakt“ de koppeling. Het motortoerental wordt zonder slip op de aandrijfstang overgedragen. De slijtage van de koppelingsbekleding
is nu het kleinst.
Veelvuldig heftig wisselen van de snelheid door kort stotend gas te geven en het toerental met een ruk terug te nemen vermindert eveneens de
levensduur van de koppelingsbekleding. Met het kort stotend gas geven en bij het laten slippen van de koppeling bereikt u weliswaar een langzame
rijsnelheid, maar ten koste van de koppeling.
Kogellagers
Het oververhitten van de motor en/of de koppeling heeft ook een effect op de lagers van de koppelingsklok.
Uitlopen en verharsen van het kogellagervet (drooglopen van de lagers) en verschillend uitzetten van de kogels en van de loopkooi leiden bij te grote oververhitting
tot vastlopen van de kogels.
Als de kogels niet meer vrij kunnen draaien, ontstaat er verlies van vermogen door wrijving en daarbij ook extra verhitting van de motoras.
c) Bij slechte weers- en omgevingsvoorwaarden rijden
De componenten van de afstandsbedieningsinstallatie zijn niet waterdicht! Sluit de ontvangerbox zorgvuldig af, door het deksel niet alleen vast te
klikken, maar ook door naar voor te drukken de lus te vergrendelen.
Vermijd het rijden door waterplassen, in sneeuw of bij regenweer. Als uw model toch nat is geworden, dient u het rijden onmiddellijk te stoppen en
het model aan de hand van geschikte maatregelen te drogen.
Summary of Contents for 27 51 16
Page 102: ...102 ...
Page 103: ...103 ...