135
f) Instellen van de servosaver
De besturing van het voertuig is uitgevoerd als fuseebesturing.
De zwenkbeweging van de servohefboom heeft via de stuurstangen effect op de arm van de servosaver.
Een servosaver bestaat uit twee rechthoekig t.o.v. van elkaar geplaatste armen die niet star met elkaar verbonden
zijn, maar die d.m.v. een veer op hetzelfde vlak met de stuurstangen tegen elkaar in kunnen bewegen.
De tweede arm van de servosaver beweegt de besturingsplaat die opnieuw via de beide spoorstangarmen de stu-
urinslag van de beide voorwielen bewerkt.
Als er tijdens het rijden harde schokken via de wielen in de stuurmechaniek overgebracht worden, worden deze
niet onmiddellijk naar de stuurservo overgedragen maar via de verende verbinding van de twee hefarmen van de
servosaver gedempt.
Het effect van de servosaver kan met een kartelmoer (A) inge-
steld worden door de aandrukkracht van de veren op de beide
hefarmen te veranderen.
Bij een te zachte instelling bewerken lichte stoten tegen het wiel reeds een verdraaiing van beide armen van
de servosaver, wat de stuurprecisie en wegligging bij het rijden negatief beïnvloed.
Een te harde instelling daarentegen kan ertoe leiden dat de servoaandrijving wordt beschadigd, aangezien
stoten tegen de wielen ongefilterd naar de servo worden doorgestuurd.
De fabrikant heeft reeds een optimale instelling van de servosaver geselecteerd. Een instelling is daarom
normaal gezien niet nodig.
A
Summary of Contents for 490150
Page 142: ...142 ...
Page 143: ...143 ...